maandag 15 december 2008

Jos van Velthoven kwarteeuw dirigent

In het Reformatorisch Dagblad van 18 december staat een uitvoerig interview met Jos van Velthoven, de dirigent van de Nederlandse Bachvereniging

Nieuwe wegen met oude muziek

Jaco van der Knijff

Vijfentwintig jaar geleden was hij een redelijk onopvallende dirigent. Maar een kwarteeuw samenwerking met De Nederlandse Bachvereniging maakte dat Jos van Veldhoven (1952) zich vandaag de dag mag rekenen tot de beste dirigenten in het segment oude muziek. Hij is het nog niet zat om steeds weer nieuwe wegen te bewandelen met oude noten.

De Geertekerk in Utrecht ligt er deze dinsdagmiddag ogenschijnlijk verlaten bij. Wie over de drempel van het kerkje stapt, ziet echter dat het anders is. Het sfeervolle gebouw blijkt dienst te doen als repetitieruimte voor de musici van De Nederlandse Bachvereniging, een van Nederlands topensembles.
Banken staan er niet in de kerkzaal. Alleen wat stoelen aan de zijkant. In het midden is een eenvoudig podium gemaakt. Daarop een kistorgel en een tweeklaviersklavecimbel, ervoor zit de fagottist. Rechts vooraan een man met een teorbe, met naast hem twee blazers met een barokhobo. Helemaal vooraan een orgelbank. Voor de dirigent.
Met deze selectie uit z’n barokorkest begint Jos van Veldhoven vanmiddag de repetitie met de solisten. Op de lessenaar staat een van de meesterwerken van de naamgever van het ensemble: het Weihnachts-Oratorium, een verzameling van zes cantates voor de feestdagen rond Kerst.
Zaterdagmiddag is de oefenperiode begonnen, in Amsterdam. Gisteren is het gezelschap naar Utrecht verhuisd. Na de generale repetitie vanavond, waarbij vrienden van de Bachvereniging welkom zijn, moet alles in orde zijn. Morgen beginnen de musici hun reeks concerten in Den Haag, in de Dr. Anton Philipszaal. Om na Haarlem, Tilburg, Arnhem, Naarden, Rotterdam, Antwerpen, Madrid en Utrecht de reeks af te sluiten in de Westerkerk in Amsterdam. Tien concerten in dertien dagen.

Vertrouwen
Van Veldhoven lijkt op geen enkele manier gestrest. Blijkbaar heeft hij er alle vertrouwen in dat de musici hun huiswerk gedaan hebben. En dat vertrouwen wordt niet beschaamd. Als eerste nemen twee solisten vlak voor de dirigent plaats: de Duitse Ulrike Hofbauer (sopraan) en haar landgenoot Sebastian Noack (bas). In alledaagse kleding, voor het oog volkomen relaxed.
Even later klinkt het heerlijke duet ”Herr, dein Mitleid” uit de derde cantate van het oratorium. De lege ruimte van de Geertekerk is meteen gevuld. Wat een krachtige stemmen hebben deze zangers!
Het gaat direct helemaal gelijk. Van Veldhoven -hij communiceert nu in het Duits- heeft dan ook niet zo veel op te merken. „In maat 111 moeten jullie letten op de korte noten. Vooral als we in een kerk optreden moet je die wat overdrijven.”
De zangers mogen zich weer zelf gaan vermaken. Even later is te horen hoe Sebastian Noack in een andere ruimte bezig is loopjes te oefenen. Het schijnt de dirigent niet te deren.
Het is tijd voor de tenor, de Engelsman Charles Daniels. Ogenschijn-lijk nonchalant -broek in z’n sokken- stelt hij zich op. Maar als hij begint met de aria ”Nun mögt ihr stolzen Feinde schrecken” uit de zesde cantate, geeft hij zich direct helemaal over aan de muziek. „Thank you so much”, is de reactie van Van Veldhoven. De tenor is klaar voor vanmiddag.
Intussen druppelen de andere leden van het barokorkest binnen. Ook de laatste solist meldt zich: Matthew White (Canada) zal tijdens de tournee de altpartij voor z’n rekening nemen. Met een fles water in z’n hand neemt hij plaats voor de dirigent.
Even later klinkt zijn hoge, ijle stem met Bachs aria ”Schliesse, mein Herze” uit de derde cantate. De violiste die nu meespeelt moet duidelijk nog even wennen. Ze zit ook ver bij continuospeler Pieter-Jan Belder (kistorgel) vandaan. „Dat is een beetje link”, aldus de dirigent. Maar ook nu heeft Van Veldhoven slechts een enkele opmerking over de uitvoering.
Bij de forse basaria ”Grosser Herr und starker König” is nagenoeg het hele orkest nodig; alleen de stoelen van de paukenist en van de twee bespelers van de hobo da caccia (een jachthoorn) zijn nog leeg. Ook al speelt er nu zestien man mee, de stem van Sebastian Noack is sterk genoeg om verstaanbaar te blijven. Loopjes, trillers, coloraturen: het gaat allemaal even vanzelfsprekend.
Matthew White zit intussen aan de zijkant wijdbeens op de grond, terwijl hij met zijn hoofd de stenen vloer probeert te raken. De rek- en strekoefeningen moeten hem soepel houden. De alt vertelt dat hij speciaal voor dit project over is komen vliegen uit Canada. Hij werkt graag samen met Van Veldhoven. „Hij geeft je de ruimte om jezelf te zijn in de manier waarop je zingt.”
Is het niet moeilijk om in een paar dagen tijd klaar te zijn voor een tournee? "De afspraken zijn twee jaar geleden al gemaakt. Dus wat je moet zingen, weet je al heel lang. En de interpretatie: dat gaat eigenlijk vanzelf. Op het moment dat je hier binnenstapt, voel je aan hoe het moet gaan klinken.”
De Canadees hangt z’n rugtas op z’n rug, zet een petje op en verdwijnt. Pas vanavond moet hij weer aantreden.

Topmusici
Jos van Veldhoven ziet de tournee helemaal zitten, zegt hij na afloop. „Het zijn stuk voor stuk topmusici met wie ik samenwerk. De meesten hebben deze muziek al heel wat keren gezongen, ook in ander verband. Wat in deze oefendagen moet gebeuren, is dat de neuzen dezelfde kant op gaan wijzen.”
Voor hemzelf is de muziek eveneens verre van nieuw. Het Weihnachts-Oratorium hoort samen met Bachs Matthäus Passion en de Johannes Passion tot het kernrepertoire van zijn ensemble. Toch zorgt Van Veldhoven ervoor dat er uitdagingen blijven. Hij staat er zelfs om bekend dat hij als een van de weinige oudemuziekvoortrekkers een pioniersdrift heeft.
De dirigent glimlacht. „Inderdaad is deze uitvoering van Bachs kerstoratorium weer heel anders dan bijvoorbeeld de opname die we in 2002 ervan maakten. Het concept van de kleine bezetting pas ik nu ook op dit werk van Bach toe.”
Hij doelt op zijn geruchtmakende aanpak van onder andere de Matthäus Passion, waardoor een paar jaar geleden een ware muzikale richtingenstrijd losbarstte. Van Veldhoven koos ervoor de Matthäus uit te voeren met slechts twee keer acht zangers, waarbij de solisten ook de koorgedeelten zingen. Volgens hem wordt de muziek daardoor veel transparanter dan wanneer een groot koor en solisten het werk uitvoeren. Inmiddels kregen ook Bachs Johannes Passion en de Hohe Messe zo’n behandeling.
En nu dan het Weihnachts-Oratorium. Als het complete koor er is, zijn ze met z’n twaalven: naast de vier solisten nog twee keer vier zangers. „Het ene kwartet staat daar links achterin, de andere vier staan rechts”, wijst Van Veldhoven. „En dat heeft een heel ruimtelijk effect. Wat ik ook heel belangrijk ben gaan vinden: de solisten zijn zo veel meer geïntegreerd in het geheel, doordat ze alle koorstukken zingen. Hoe vaak zie je niet dat een bas bij de Matthäus Passion soms bijna een uur moet zitten wachten tot hij weer een paar woorden mag zingen? Dat komt de betrokkenheid niet ten goede.”
De pioniersdrift van Van Veldhoven wordt ook duidelijk in de programmering van deze kersttournee. Niet het hele Weihnachts-Oratorium wordt uitgevoerd, maar slechts drie delen ervan: de eerste drie cantates. Ter afwisseling staat het motet ”Fröhlich soll mein Herze springen” van de 17e-eeuwse Duitse componist Johann Crüger op het programma. Ook speelt het orkest, ter inleiding op de derde cantate, een pastorale (herderslied) van Bachs tijdgenoot Johann David Heinichen.

Geen opmerkingen: