maandag 15 december 2008

Jos van Velthoven kwarteeuw dirigent

In het Reformatorisch Dagblad van 18 december staat een uitvoerig interview met Jos van Velthoven, de dirigent van de Nederlandse Bachvereniging

Nieuwe wegen met oude muziek

Jaco van der Knijff

Vijfentwintig jaar geleden was hij een redelijk onopvallende dirigent. Maar een kwarteeuw samenwerking met De Nederlandse Bachvereniging maakte dat Jos van Veldhoven (1952) zich vandaag de dag mag rekenen tot de beste dirigenten in het segment oude muziek. Hij is het nog niet zat om steeds weer nieuwe wegen te bewandelen met oude noten.

De Geertekerk in Utrecht ligt er deze dinsdagmiddag ogenschijnlijk verlaten bij. Wie over de drempel van het kerkje stapt, ziet echter dat het anders is. Het sfeervolle gebouw blijkt dienst te doen als repetitieruimte voor de musici van De Nederlandse Bachvereniging, een van Nederlands topensembles.
Banken staan er niet in de kerkzaal. Alleen wat stoelen aan de zijkant. In het midden is een eenvoudig podium gemaakt. Daarop een kistorgel en een tweeklaviersklavecimbel, ervoor zit de fagottist. Rechts vooraan een man met een teorbe, met naast hem twee blazers met een barokhobo. Helemaal vooraan een orgelbank. Voor de dirigent.
Met deze selectie uit z’n barokorkest begint Jos van Veldhoven vanmiddag de repetitie met de solisten. Op de lessenaar staat een van de meesterwerken van de naamgever van het ensemble: het Weihnachts-Oratorium, een verzameling van zes cantates voor de feestdagen rond Kerst.
Zaterdagmiddag is de oefenperiode begonnen, in Amsterdam. Gisteren is het gezelschap naar Utrecht verhuisd. Na de generale repetitie vanavond, waarbij vrienden van de Bachvereniging welkom zijn, moet alles in orde zijn. Morgen beginnen de musici hun reeks concerten in Den Haag, in de Dr. Anton Philipszaal. Om na Haarlem, Tilburg, Arnhem, Naarden, Rotterdam, Antwerpen, Madrid en Utrecht de reeks af te sluiten in de Westerkerk in Amsterdam. Tien concerten in dertien dagen.

Vertrouwen
Van Veldhoven lijkt op geen enkele manier gestrest. Blijkbaar heeft hij er alle vertrouwen in dat de musici hun huiswerk gedaan hebben. En dat vertrouwen wordt niet beschaamd. Als eerste nemen twee solisten vlak voor de dirigent plaats: de Duitse Ulrike Hofbauer (sopraan) en haar landgenoot Sebastian Noack (bas). In alledaagse kleding, voor het oog volkomen relaxed.
Even later klinkt het heerlijke duet ”Herr, dein Mitleid” uit de derde cantate van het oratorium. De lege ruimte van de Geertekerk is meteen gevuld. Wat een krachtige stemmen hebben deze zangers!
Het gaat direct helemaal gelijk. Van Veldhoven -hij communiceert nu in het Duits- heeft dan ook niet zo veel op te merken. „In maat 111 moeten jullie letten op de korte noten. Vooral als we in een kerk optreden moet je die wat overdrijven.”
De zangers mogen zich weer zelf gaan vermaken. Even later is te horen hoe Sebastian Noack in een andere ruimte bezig is loopjes te oefenen. Het schijnt de dirigent niet te deren.
Het is tijd voor de tenor, de Engelsman Charles Daniels. Ogenschijn-lijk nonchalant -broek in z’n sokken- stelt hij zich op. Maar als hij begint met de aria ”Nun mögt ihr stolzen Feinde schrecken” uit de zesde cantate, geeft hij zich direct helemaal over aan de muziek. „Thank you so much”, is de reactie van Van Veldhoven. De tenor is klaar voor vanmiddag.
Intussen druppelen de andere leden van het barokorkest binnen. Ook de laatste solist meldt zich: Matthew White (Canada) zal tijdens de tournee de altpartij voor z’n rekening nemen. Met een fles water in z’n hand neemt hij plaats voor de dirigent.
Even later klinkt zijn hoge, ijle stem met Bachs aria ”Schliesse, mein Herze” uit de derde cantate. De violiste die nu meespeelt moet duidelijk nog even wennen. Ze zit ook ver bij continuospeler Pieter-Jan Belder (kistorgel) vandaan. „Dat is een beetje link”, aldus de dirigent. Maar ook nu heeft Van Veldhoven slechts een enkele opmerking over de uitvoering.
Bij de forse basaria ”Grosser Herr und starker König” is nagenoeg het hele orkest nodig; alleen de stoelen van de paukenist en van de twee bespelers van de hobo da caccia (een jachthoorn) zijn nog leeg. Ook al speelt er nu zestien man mee, de stem van Sebastian Noack is sterk genoeg om verstaanbaar te blijven. Loopjes, trillers, coloraturen: het gaat allemaal even vanzelfsprekend.
Matthew White zit intussen aan de zijkant wijdbeens op de grond, terwijl hij met zijn hoofd de stenen vloer probeert te raken. De rek- en strekoefeningen moeten hem soepel houden. De alt vertelt dat hij speciaal voor dit project over is komen vliegen uit Canada. Hij werkt graag samen met Van Veldhoven. „Hij geeft je de ruimte om jezelf te zijn in de manier waarop je zingt.”
Is het niet moeilijk om in een paar dagen tijd klaar te zijn voor een tournee? "De afspraken zijn twee jaar geleden al gemaakt. Dus wat je moet zingen, weet je al heel lang. En de interpretatie: dat gaat eigenlijk vanzelf. Op het moment dat je hier binnenstapt, voel je aan hoe het moet gaan klinken.”
De Canadees hangt z’n rugtas op z’n rug, zet een petje op en verdwijnt. Pas vanavond moet hij weer aantreden.

Topmusici
Jos van Veldhoven ziet de tournee helemaal zitten, zegt hij na afloop. „Het zijn stuk voor stuk topmusici met wie ik samenwerk. De meesten hebben deze muziek al heel wat keren gezongen, ook in ander verband. Wat in deze oefendagen moet gebeuren, is dat de neuzen dezelfde kant op gaan wijzen.”
Voor hemzelf is de muziek eveneens verre van nieuw. Het Weihnachts-Oratorium hoort samen met Bachs Matthäus Passion en de Johannes Passion tot het kernrepertoire van zijn ensemble. Toch zorgt Van Veldhoven ervoor dat er uitdagingen blijven. Hij staat er zelfs om bekend dat hij als een van de weinige oudemuziekvoortrekkers een pioniersdrift heeft.
De dirigent glimlacht. „Inderdaad is deze uitvoering van Bachs kerstoratorium weer heel anders dan bijvoorbeeld de opname die we in 2002 ervan maakten. Het concept van de kleine bezetting pas ik nu ook op dit werk van Bach toe.”
Hij doelt op zijn geruchtmakende aanpak van onder andere de Matthäus Passion, waardoor een paar jaar geleden een ware muzikale richtingenstrijd losbarstte. Van Veldhoven koos ervoor de Matthäus uit te voeren met slechts twee keer acht zangers, waarbij de solisten ook de koorgedeelten zingen. Volgens hem wordt de muziek daardoor veel transparanter dan wanneer een groot koor en solisten het werk uitvoeren. Inmiddels kregen ook Bachs Johannes Passion en de Hohe Messe zo’n behandeling.
En nu dan het Weihnachts-Oratorium. Als het complete koor er is, zijn ze met z’n twaalven: naast de vier solisten nog twee keer vier zangers. „Het ene kwartet staat daar links achterin, de andere vier staan rechts”, wijst Van Veldhoven. „En dat heeft een heel ruimtelijk effect. Wat ik ook heel belangrijk ben gaan vinden: de solisten zijn zo veel meer geïntegreerd in het geheel, doordat ze alle koorstukken zingen. Hoe vaak zie je niet dat een bas bij de Matthäus Passion soms bijna een uur moet zitten wachten tot hij weer een paar woorden mag zingen? Dat komt de betrokkenheid niet ten goede.”
De pioniersdrift van Van Veldhoven wordt ook duidelijk in de programmering van deze kersttournee. Niet het hele Weihnachts-Oratorium wordt uitgevoerd, maar slechts drie delen ervan: de eerste drie cantates. Ter afwisseling staat het motet ”Fröhlich soll mein Herze springen” van de 17e-eeuwse Duitse componist Johann Crüger op het programma. Ook speelt het orkest, ter inleiding op de derde cantate, een pastorale (herderslied) van Bachs tijdgenoot Johann David Heinichen.

donderdag 4 december 2008

Léon Berben krijgt diapason voor Cabanilles

De organist Léon Berben heeft weer een diapason gekregen voor zijn nieuwste cd met orgelmuziek van Juan Cabanilles. Hij bespeelt het historische orgel van de Saint Martin te Tours.

Diapason
Diapason December 2008 (no. 564)Xavier Bisaro
" Autant dire que par le choix même de son programme, Léon Berben affirme la justesse de ses intuitions et la singularité de son talent, notamment dans sa capacité à assumer le format de cette musique (la plupart des tientos sont longs et exigeants) en maintenant une qualité de jeu et de concentration sans faille. "
"La production pour orgue de Cabanilles est riche en nombre et en qualité, diversifiée, apte à mettre en valeur les plus beaux instruments espagnols, et malgré cela bien rare au disque : peu de nouveautés concluantes sont apparues depuis l'enregistrement superbe de Willem Jansen (Hortus, Diapason d'or). Autant dire que par le choix même de son programme, Léon Berben affirme la justesse de ses intuitions et la singularité de son talent, notamment dans sa capacité à assumer le format de cette musique (la plupart des tientos sont longs et exigeants) en maintenant une qualité de jeu et de concentration sans faille.Déjà saluée à l'occasion d'un disque Byrd (Diapason d'or, cf. n° 552), sa maîtrise technique est évidente : diminutions fluides, tierces parallèles de main droite articulées, toucher contrôlé au point que les chamades parlent sans aucune bavure. L'instrument contribue également à la réussite du projet ; depuis le profond flautado (un principal ample et très polyphonique) jusqu'au llenos et autres mélanges de mutations dont Berben sait parfaitement doser lescomposantes, toutes les saveurs de l'orgue espagnol sont déclinées dans les limites (jamais perceptibles !) d'un clavier unique à octave courte. Berben met à jour les sources multiples du style de Cabanilles, à la fois familier (dans son ordonnancement polyphonique) et déroutant (pas seulement par les registrations rauques des quiebros), instrumental (par sa virtuosité) autant que vocal (par son introduc-tion d'orne-ments empruntés au stile nuovo en provenance de l'Italie). Ces éléments sont fondus dans un ensemble d'une grande cohérence, et c'est par sa capacité à unir la polyphonie, mère de toutes les musiques d'Amsterdam jusqu'à Naples, et ses inflexions locales que Berben renoue certainement avec l'esprit qui anima Froberger et les autres claviéristes voyageurs du xvne siècle. Aussi curieux et respectueux que ces aînés de la différence apprise grâce à la rencontre musicale, Léon Berben marche pour notre plus grand bonheur à leur suite."
Xavier Bisaro (Diapason n° 564, décembre 2008)
TECHNIQUE: 8,5/10 TECHNIQUE SACD : 9/10Instrument large, avec du relief, très intégré dans l'acoustique du lieu. Très beaux timbres et grande dynamique.

http://www.aeolus-music.com/ae_en/all_discs/ae10671_cabanilles_barbera_joan_baptiste_josep_tientos_pasacalles_y_gallardas

Alle vocale werken van Sweelinck op cd



In het Reformatorisch Dagblad van 1 december stond een artikel over het nieuwe project van alle vocalewerken van Sweelinck

Monument voor ”meester Jan”

Jaco van der Knijff


Hij is de beroemdste componist die Nederland voortbracht. Toch is er voor Jan Pieterszoon Sweelinck nooit echt een monument opgericht. Daarin komt nu verandering. Het eerste deel van de uitgave van de complete vocale werken van ”meester Jan” is onlangs gepresenteerd.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) geniet tegenwoordig vooral bekendheid vanwege zijn muziek voor klavecimbel en orgel. Zo werd bijna zeven jaar geleden de eerste volledige opname van zijn klavierwerken op negen cd’s uitgegeven.
Sweelincks oeuvre van vocale muziek, dat veel omvangrijker is, bleef echter tamelijk onbekend. Fascinerend: dat was aan het begin van de 17e eeuw precies andersom. De klaviermuziek vond nagenoeg alleen aftrek in een kring van collega’s en leerlingen en is ook alleen in overschrijvingen overgeleverd, terwijl de vocale muziek van de Amsterdamse musicus gewoon in de winkel te koop was, in geautoriseerde boeken.
Na Sweelincks dood in 1621 is alles gewoon verdwenen, zegt Harry van der Kamp, motor achter het Sweelinckproject. „Niemand weet wat er nadien met de muziek is gebeurd. Wij zijn daar niet goed mee omgegaan. Onvoorstelbaar!” Alleen in het buitenland zijn nog wat sporen van Sweelincks vocale oeuvre te traceren.Hij is de beroemdste componist die Nederland voortbracht. Toch is er voor Jan Pieterszoon Sweelinck nooit echt een monument opgericht. Daarin komt nu verandering. Het eerste deel van de uitgave van de complete vocale werken van ”meester Jan” is onlangs gepresenteerd.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) geniet tegenwoordig vooral bekendheid vanwege zijn muziek voor klavecimbel en orgel. Zo werd bijna zeven jaar geleden de eerste volledige opname van zijn klavierwerken op negen cd’s uitgegeven.
Sweelincks oeuvre van vocale muziek, dat veel omvangrijker is, bleef echter tamelijk onbekend. Fascinerend: dat was aan het begin van de 17e eeuw precies andersom. De klaviermuziek vond nagenoeg alleen aftrek in een kring van collega’s en leerlingen en is ook alleen in overschrijvingen overgeleverd, terwijl de vocale muziek van de Amsterdamse musicus gewoon in de winkel te koop was, in geautoriseerde boeken.
Na Sweelincks dood in 1621 is alles gewoon verdwenen, zegt Harry van der Kamp, motor achter het Sweelinckproject. „Niemand weet wat er nadien met de muziek is gebeurd. Wij zijn daar niet goed mee omgegaan. Onvoorstelbaar!” Alleen in het buitenland zijn nog wat sporen van Sweelincks vocale oeuvre te traceren.

Hier en daar is in Nederland de achterliggende jaren wel een begin gemaakt met het opnieuw onder de aandacht brengen van Sweelincks vocale muziek. Dirigent Jan Boeke deed dat bijvoorbeeld in de jaren zeventig met het kamerkoor Cappella Amsterdam. En het Nederlands Kamerkoor beijverde zich er in de jaren tachtig voor Sweelincks muziek op de kaart te zetten. Detail: bij beide koren was Harry van der Kamp als zanger (bas) betrokken.
Het was volgens Van der Kamp de hoogste tijd om Sweelinck eens echt goed neer te zetten. Met zijn Gesualdo Consort Amsterdam -zeven zangers: twee vrouwen, vijf mannen- begon hij aan een titanenklus: zestien cd’s vol zingen met de kleurrijke, polyfone muziek van de Amsterdamse Orpheus.
Het eerste deel mag er zijn. In een prachtig uitgevoerd boekje biedt Van der Kamp niet alleen drie cd’s met Sweelincks wereldlijke werken, maar krijgt de koper ook alle teksten van de Franse chansons en rimes en de Italiaanse rimes en madrigalen, plus vertaling. Daarnaast bevat de uitgave achtergrondartikelen van de hand van onder anderen Van der Kamp en Sweelinckspecialist Pieter Dirksen.
Inmiddels is het Gesualdo Consort een heel eind op weg met deel II in de serie: Sweelincks magnum opus, de 153 psalmmotetten, op elf cd’s. Het resultaat moet eind volgend jaar op de markt komen. Dan rest nog deel III, waarin op twee cd’s de zogenaamde ”Cantiones sacrae” van Sweelinck -37 Latijnse motetten- een plek krijgen. Het Sweelinck Monument moet najaar 2010 zijn opgeleverd.

Fit genoeg
Aan deze tafel repeteren we altijd, wijst Harry van der Kamp (1947) in zijn muziekkamer thuis in Almere-Haven. „Voor de opnames gaan we naar het kerkje van Renswoude. In drie dagen tijd nemen we dan zo’n zestig minuten op. Tijdens de laatste sessie waren dat negentien psalmen.”
Hoe houdt hij de zangers fris? „We nemen pas op als we er fit genoeg voor zijn. Je moet zoiets nooit doordrukken, dat hoor je direct. Maar alle zangers zijn zeer gemotiveerd. Iedereen ziet het belang van dit project in. En steeds weer worden we geraakt door de schoonheid van Sweelincks muziek.”
Volgens Van der Kamp, die als bassolist internationale bekendheid geniet, is het zingen van Sweelinck in kleine bezetting heel lastig. „Je zingt voortdurend a capella, en dat is heel zwaar. Het is ook iets wat op conservatoria nauwelijks aandacht krijgt. Als zanger moet je enerzijds solist zijn, maar anderzijds moet je je onderwerpen aan de groep. Dat kunnen maar weinigen.”
Het Gesualdo Consort Amsterdam staat bekend vanwege zijn specialisatie in 16e- en 17e-eeuwse madrigalen (meerstemmige wereldlijke liederen) van Italiaanse componisten als Carlo Gesualdo, Monteverdi en Scarlatti. Sweelinck staat met zijn composities helemaal in die lijn, aldus Van der Kamp. „Er is maar een klein aantal echte madrigalen van hem overgeleverd, maar zijn psalmcomposities zijn in feite spirituele madrigalen.”
In vergelijking met componisten als Claude Goudimel en Louis Bourgeois, die in de 16e eeuw ook meerstemmige motetten bij de psalmen maakten, zijn Sweelincks composities veel figuratiever, zegt Van der Kamp. „We staan hier aan deze tafel soms versteld van de staaltjes componeerkunst die Sweelinck ten beste geeft. De stemmen krioelen door elkaar en buitelen over elkaar heen. Vier-, vijf-, zes-, zeven- of achtstemmig. Buitengewoon creatief!”
Sweelinck stond hiermee in zijn eigen tijd op redelijk eenzame hoogte, stelt de zanger. Hij komt wat hem betreft in de buurt van Orlando di Lasso (1532-1594), die gezien wordt als de grootste motetcomponist van die tijd. Aarzelend: „Ja, ik zie Sweelinck wel op dezelfde hoogte staan als Lassus.”
Wat zijn kracht is? „Je wordt steeds weer verrast door het volmaakte van zijn muziek. Het is zo fantastisch geharmoniseerd. Hij hanteert een vrij strak systeem, maar daarbinnen geeft hij een maximum aan expressiviteit. De verschillende stemmen reageren voortdurend op elkaar met imiterende thema’s. Om naar deze muziek te leren luisteren, moet je eigenlijk één stem kiezen en die helemaal volgen. Fantastisch!”

Stroomversnelling
Van der Kamp is van huis uit wel vertrouwd met de psalmen, maar helemaal niet met Sweelinck. In Kampen kwam hij ter wereld, ging hij naar de hervormde gemeente en bezocht hij de school. Van der Kamp kreeg pianoles en zong wel eens als jongenssopraan.
Tijdens zijn studie psychologie en rechten aan de VU raakte de muziekbeoefening echter in een stroomversnelling. In het VU-koor maakte hij kennis met allerhande vocale muziek. Vervolgens was het Bernard Winsemius die hem en anderen overhaalde te gaan zingen in het Cappella Amsterdam van Jan Boeke, dat net was opgericht.
En daar stond Sweelinck op het programma. „Boeke liet me op een dusdanige indrukwekkende manier met deze muziek kennismaken, dat deze vocale werken mijn zangersleven nooit meer hebben verlaten”, aldus Van der Kamp. Hij heeft het Sweelinckmonument dan ook opgedragen aan Jan Boeke (1921-1993). Diens weduwe kreeg op 9 november het eerste exemplaar van deel I overhandigd.


Zuoz
Niet alleen is Van der Kamp gefascineerd door de muziek van Sweelinck, ook vindt hij het heerlijk om te speuren naar de achtergronden ervan. Zo ontdekte hij zeer onlangs welke editie van de Franse psalmen Sweelinck gebruikte. „Men ging er altijd van uit dat hij gewoon het Geneefse Psalter uit 1562 hanteerde. Maar toen ik de teksten ging vergelijken, bleken er nogal wat verschillen te zijn.”
In de nalatenschap van de eerder dit jaar overleden Gert-Jan Buitink uit Brasschaat (België), een verwoed verzamelaar van psalmbundels, vond Van der Kamp een editie van het Franse Psalter die in 1587 in Genève is uitgegeven. „En dat zijn precies de teksten die Sweelinck bij zijn muziek zette. Die bundel moet in die tijd onder Franssprekenden in Amsterdam in gebruik geweest zijn.”
Zijn zoektocht leidde hem afgelopen zomer ook naar het Zwitserse vakantiedorpje Zuoz. „Terwijl in Nederland niet een van Sweelincks composities is teruggevonden, liggen in Zuoz de complete vier psalmboeken die Sweelinck tussen 1604 en 1621 uitgaf. Toen ik erom vroeg bij het gemeentehuis, kwam een van de mensen er zo mee aanlopen, onder z’n arm. Zonder handschoentjes of iets kon ik ze vrij inkijken en doorbladeren. Onbegrijpelijk!”
Hoe Sweelinck in Zuoz terechtkomt? „In die tijd maakte het Nederlandse leger nogal eens gebruik van buitenlandse soldaten. Ook in Zuoz werden mannen gerekruteerd om te vechten voor Oranje. Een van die soldaten moet op de terugreis Sweelincks psalmboeken hebben meegenomen. Bekend is dat tot in de 19e eeuw in Zuoz Sweelincks meerstemmige psalmen gezongen zijn.”

Mede n.a.v. ”Het Sweelinck Monument - Complete Vocale Werken deel I - De Wereldlijke Werken”, door Harry van der Kamp (eindred.); uitg. Glossa, San Lorenzo de El Escorial, 2008; ISBN 978-84-612-7000-2; 103 blz. + 3 cd’s; € 45,-; bestellen: jpsweelinck.nl.

donderdag 13 november 2008

Cultuur wordt bedreigd

In het NRC van 15 november jl. staat een verontrustend interview met Ton Koopman:

‘Ik voel mij ongelooflijk vernederd’

Ontslagen, minder concerten, verlies aan prestige, onbegrip in de rest van de wereld. Dat zijn voor Ton Koopman de gevolgen van verlies van subsidie.

Door onze redacteur Kasper Jansen

Amsterdam, Vorige week ontsloeg dirigent Ton Koopman vijf personeelsleden van zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, nadat het Fonds voor Podiumkunsten hem een subsidie had geweigerd. De afgelopen vier jaar kreeg hij 336.013 euro per jaar, op 1 januari 2009 stopt dat.
Het Fonds vindt dat het Amsterdam Baroque Orchestra door toegenomen concurrentie aan artistieke meerwaarde heeft ingeboet en niet langer een onaantastbare uitzonderingspositie heeft. Ook mist het Fonds een overtuigende langetermijnvisie en is het cultureel ondernemerschap zwak.
Op het ogenblik geeft de wereldberoemde Ton Koopman in Parijs concerten en masterclasses.

Hoe gaat het nu verder met uw orkest en koor?
„Met het orkest en het koor gaat het niet goed. Vijf ontslagen is een hard gelag, die medewerkers werden uit de subsidie betaald. Dat we geen subsidie meer krijgen is schandalig. We zijn in beroep gegaan bij een commissie van het Fonds. Onze advocaat Jan de Koning heeft ontdekt dat het Fonds zich ten onrechte niet heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Je moet àlles proberen.”

Het lijkt onwaarschijnlijk dat u wint. In de Tweede Kamer was er geen steun voor u, ondanks de brief van ‘staatslieden en prominenten’.

„Het is heel gek dat de minister de verantwoordelijkheid voor subsidies weggeeft aan het Fonds. Dat is de democratie op een zijspoortje zetten, daarvan zijn wij de dupe. Ik heb voor de Kamervergadering nog gepraat met directeur Lawson van het Fonds, minister Plasterk, het CDA en de CU. Lawson zegt dat zakelijke overwegingen boven het artistieke kunnen gaan. Plasterk zegt: „We hebben Bachvereniging, de Holland Baroque Society.” Het CDA en de CU begrepen er niets van, maar in de Kamervergadering hebben ze dat niet gezegd.”

Gaat u het orkest opheffen? En hoe is het met de plaatprojecten?
„Het orkest wordt niet opgeheven, maar gaat zeker minder doen. Ik kan alleen dingen waarop ik geen verlies lijd. We praten met het ministerie over de toekomst. We zitten nu in een desastreuze fase, maar concerten in de ZaterdagMatinee, in Turijn en Nantes gaan we niet afgelasten. Er zijn financiële problemen met de Matthäus Passion. De plaatprojecten staan financieel los van het orkest, dat moest van het ministerie: geen subsidie voor platen. Daarvoor zoeken we altijd sponsoring. Het is nu een slechte tijd.”

Hoe voelt u zich?
„Ik voel me ongelooflijk vernederd, dat mij dit na een toch redelijk leuke carrière wordt aangedaan. Je land laat je in de steek. Ik heb dit niet verdiend, ik heb het orkest dertig jaar geleden opgericht en het is mijn kindje.
„Maar verder mag ik persoonlijk niet klagen. Ik ben voor drie jaar in Cleveland benoemd als vaste gastdirigent voor het barokrepertoire, volgende maand dirigeer ik het New York Philharmonic Orchestra. Ik doe nu in Parijs een carte blanche-serie in de Cité de la Musique met uitverkochte zalen. In interviews moet ik van alles uitleggen. Iemand zei dat het een criminele daad is. Maar hierna gaan we weer subsidie aanvragen. En misschien staat er toch nog een sponsor op om ons te redden.”

dinsdag 30 september 2008

Over een aantal maanden in concert

Leon Berben achter de speeltafel van de Sint Nicolaas of Bovenkerk te Kampen. Op donderdag 30 juli 2009 hoopt hij een concert te geven op dit fraaie orgel, met werken van Johann Sebastian Bach, Carl Philip Emmanuel Bach en Felix Mendelsshoh-Bartholdy.
Onlangs zijn twee nieuwe cd's van Leon Berben uitgebracht bij het merk Aeolos.

vrijdag 30 mei 2008

Gustav Leonhardt 80 jaar

In het Reformatorisch Dagblad staat een interview met de tachtig jarige Gustav Leonhardt:

Er lag een baan als directeur in het zakenleven voor hem klaar. Toch koos Gustav Leonhardt voor een loopbaan als specialist op het terrein van de oude muziek. Vrijdag bereikte de internationaal bekende organist, klavecinist en dirigent uit Amsterdam de 80-jarige leeftijd. „Als ik één ding geprobeerd heb níét te worden, is het een bekende Nederlander.”.*?){32})#is -->
Amsterdam, Herengracht. Vlak bij de kruising met de Raadhuisstraat buigt de gracht licht af. Precies in de knik, tegenover de Driekoningenstraat, rijst een statig grachtenpand op: Huis Bartolotti.
Het pand is meegebouwd met de bocht van de gracht. Twee spreuken sieren de gevel. De cartouche op het linkerpaneel vermeldt: ”Ingenio et Assiduo Labore” (door vernuft en noeste vlijt), het rechterpaneel bevat de tekst: ”Religione et Probitate” (door religie en rechtschapenheid). Boven de derde verdieping bevindt zich een fraaie trapgevel, versierd met pilasters, vazen, luiken en maskers.
Een bordje op de muur vertelt dat Huis Bartolotti in 1618 is gebouwd voor een van de rijkste Amsterdamse zakenmannen uit die tijd. Het pand is het best bewaarde voorbeeld van de Hollandse renaissancestijl aan de Herengracht.
Hier woont Gustav Leonhardt, samen met zijn vrouw Marie. De 80-jarige éminence grise -grijs haar, correct gekleed- komt zijn bezoek in de lange marmeren gang in de verte tegemoet. Hij gaat voor naar een groot vertrek aan de rechterkant van de gang. Zijn gebruikelijke ontvangstzaal? „Eh, gewoon een kamer”, reageert de musicus gedecideerd.
De riante stijlkamer ademt een 18e-eeuwse sfeer. Aan de wand schilderijen, langs de muur oude dressoirs, een enorme kroonluchter aan het plafond. Bij het raam, dat uitzicht biedt op een grote binnentuin met beelden, buxushaagjes en grindpaadjes, staat een klavecimbel dat duidelijk veel bespeeld wordt. In de hoek huist een kleiner toetsinstrument, een virginaal, dat ogenschijnlijk minder vaak wordt aangeraakt.
Het rumoer van de Amsterdamse binnenstad is nauwelijks hoorbaar in deze stijlkamer. Hier kan Leonhardt, al jaren specialist op het gebied van de oude muziek, zich ongestoord onderdompelen in de wereld van de 16e, 17e en 18e eeuw. „Het is verrukkelijk om hier te wonen”, reageert hij. „Een rustige wereld te midden van het rumoer en de vulgariteit die in Amsterdam zijn opgehoopt.” De Leonhardts bewonen overigens slechts een deel van het pand. „Zo’n 700 vierkante meter.”
Of de musicus zijn leven en werk getypeerd weet door de twee spreuken die buiten op de gevel prijken? „Uitstekend. Hoewel, het zijn natuurlijk woorden van een zakenman. Dat ben ik niet. Ik ben slechts uitvoerend musicus, een tussenhandelaar zogezegd. Ik heb dan ook niet zo veel te vertellen. Het enige wat je als uitvoerend musicus doet, is het werk van anderen zo goed en getrouw mogelijk vertolken. Als dat voorbij is, is het uit. Het tragische is dat in de muziekwereld de uitvoerenden zo vaak worden bejubeld. Terwijl het de composities zijn die de eeuwen verduren.”
Leonhardt heeft naar eigen zeggen dan ook nooit naar bekendheid gestreefd. „Als ik één ding geprobeerd heb níét te worden, is het een bekende Nederlander. Ik moet er niet aan denken dat ik op straat door iedereen herkend zou worden. Ik ben tevreden met de kleine groep kenners en liefhebbers om me heen.”
Hoewel de tussenhandelaar vandaag de leeftijd van de zeer sterken bereikte, is het voor hem nog niet uit. De musicus geeft als klavecinist, organist en dirigent nog tal van concerten, over de hele wereld. De dag voor het gesprek concerteerde hij in Spanje, de dag erna moest hij weer in Oostenrijk zijn. „Als musicus ben je altijd afhankelijk van mensen die je uitnodigen om een concert te komen geven. Ik ben dankbaar dat er nog steeds mensen zijn die me graag horen spelen”, zegt hij bescheiden.
Gustav Leonhardt wordt op 30 mei 1928 in ’s-Graveland, bij Hilversum, geboren. Zijn vader is directeur van een familiebedrijf, een waterleidingfirma die in het midden van de 19e eeuw het water vanuit de duinen naar Amsterdam bracht. „Als je de kraan opendraait, heb je het water dat daaruit komt te danken aan mijn familie.”
Het ligt voor de hand dat de jonge Gustav, een van de drie kinderen, in de voetsporen van zijn vader zal treden. „Het was een gespreid bedje. Ik had op jonge leeftijd directeur van de firma kunnen zijn.”
De muziek en de oorlog gooien echter roet in het eten. „Hoewel mijn ouders geen musici waren, waren ze wel heel muzikaal. Wij kregen als kinderen dan ook allemaal muziekles. De een speelde viool, de ander fluit, en ik was als vanzelfsprekend de toetsenman.”
Zijn ouders blijken een puriteinse visie op muziek te hebben als ze rond 1935 in Duitsland een klavecimbel aanschaffen. „Dat was vóór de Tweede Wereldoorlog heel ongewoon. Maar mijn ouders vonden dat muziek van Bach en Händel en Telemann niet op de piano gespeeld moest worden.”
Als gezin maken de Leonhardts samen veel muziek. „Elke avond. En daarbij speelde ik braaf maar zonder enthousiasme op het klavecimbel.” Dat verandert in het laatste jaar van de oorlog. „Het was de tijd dat alles ophield, ook de school. Eigenlijk moesten mijn broer en ik in Duitsland gaan werken, maar dat wilden we niet. Dat betekende dat we niet meer op straat konden komen. Hele dagen zaten we thuis in onze villa in het Gooi. Steeds zat er iemand op een stoeltje bij het raam op de uitkijk.”
In die tijd ontdekt Gustav het klavecimbel. „Ik kwam helemaal in de greep van het instrument. Ik speelde vooral oude muziek, met name Bach. En als 16-jarige puber wist ik het ineens heel zeker: ik wil de muziek in.”
Als de oorlog voorbij is, moet Gustav van zijn ouders echter eerst het gymnasium afmaken. „Heel terecht natuurlijk. Maar ik vond het verschrikkelijk! De oude muziek en vooral Bach waren m’n één en al. In die tijd dweepte ik met Bach.” Glimlachend: „Ja, ik was echt een dwepertje.”
Als hij zijn middelbare school afgerond heeft, mag Gustav dan toch van zijn ouders -zij het dat ze bleven aarzelen- muziek gaan studeren. Omdat hij zich in de oude muziek wil specialiseren, vertrekt de 18-jarige naar de Schola Cantorum in Bazel. „Dat maakte diepe indruk. Je verlaat een arm en kapot geschoten land en je komt in een land waar niets kapot is. Een land van melk en honing.”
Na zich drie jaar lang in Zwitserland bekwaamd te hebben op het gebied van orgel en klavecimbel, gaat Leonhardt verder naar Oostenrijk. „Mijn ouders waren nog steeds sceptisch over mijn toekomst. Ze wilden me nog een jaar studie geven, om een dirigentenopleiding te volgen.”
Daar komt het echter nauwelijks van. „Ik heb in dat jaar dagelijks van acht tot zes in de nationale bibliotheek gezeten, een van de grootste op muziekgebied. Ik schreef alles over: oude partituren, traktaten, noem maar op. Ik heb de stapels nog steeds liggen.”
Intussen wordt Leonhardt opgemerkt door de directeur van de Weense Musikhochschule, die hem een professoraat aanbiedt. Drie jaar lang doceert hij klavecimbel aan het muziekinstituut. „Voor m’n ouders een pak van het hart.”
Holland is hij intussen niet vergeten. „Ieder jaar met Kerst en in de vakantie reisde ik weer naar huis.” Holland is Leonhardt ook niet vergeten, want in 1953 ontvangt deze een aanstelling als docent klavecimbel aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij zal daar jaren blijven lesgeven.
In die tijd rijst zijn ster in binnen- en buitenland. Als musicoloog verwerft hij internationaal faam als specialist op het gebied van de oude muziek. Op meer dan 200 platen en cd’s legt hij zijn vertolking van vooral de muziek van Bach vast: klavecimbel- en orgelwerken, maar ook vocale composities. In 1968 speelt Leonhardt zelfs de rol van Bach in de film ”Chronik der Anna Magdalena Bach” van Jean-Marie Straub.
Wat hij met Bach heeft? „Bach is de grootste componist die er ooit geweest is. Zijn muziek is ongelooflijk veelzijdig, interessant, intelligent. Gecompliceerd ook. Zijn composities zijn een lust om te zien. Ongelooflijk knap! Wat daar het geheim van is? Als we dat eens zouden weten! Alle goede dingen in het leven zijn een geheim. Daar is geen recept voor te geven.
Overigens gaat het me vooral om zijn muziek. Zijn persoon vind ik helemaal niet interessant. Misschien is het wel een heel vervelende man geweest. Er zijn zo veel grote kunstenaars te noemen die slecht en onbetrouwbaar waren, terwijl hun creaties subliem zijn. Ik heb wel eens gezegd: Zoals boosdoeners slechts voor een korte tijd kwaaddoeners zijn, zo zijn kunstenaars slechts gedurende korte ogenblikken een bijzonder mens.”
Leonhardts vrouw Marie, een Zwitserse, volgt hem al jaren in zijn specialistische carrière. „Zij is een uitstekend professioneel violiste. Bij de opnames van de cantates van Bach was ze als eerste violist altijd de concertmeester.”
Van de drie kinderen die het echtpaar kreeg, is echter niemand in het spoor van vader gegaan. „Ach ja. Ik ben in ieder geval blij dat ze allemaal van muziek houden. We hebben ook nooit van ze verwacht dat ze de muziek in zouden gaan.” Aarzelend: „Mijn vrouw en ik zijn door de muziek altijd veel weg geweest. Misschien hebben de kinderen haar als concurrent ervaren.”
Inmiddels woont het echtpaar Leonhardt al meer dan vijftig jaar in het centrum van Amsterdam, sinds het begin van de jaren ’70 aan de Herengracht.
Hoe loopt iemand die hele dagen ondergedoken is in de wereld van de oude muziek door Amsterdam? „Het is natuurlijk een oude stad, dus er is ongelooflijk veel om naar te kijken. Er staan hier nog zo’n 7000 huizen en gebouwen uit de 17e en 18e eeuw. Daar haal ik mijn hart aan op. Helaas is zo’n 95 procent van deze monumenten verminkt. Monumentenzorg vindt dat echter prachtig. Het is volgens hen sociologisch interessant om te weten hoe men in de 19e eeuw aankeek tegen oude gebouwen. Terugrestaureren naar de oorspronkelijke staat mag niet. Ze verbieden het goede! Ja, ik heb de pik op Monumentenzorg.” Relativerend: „Het is iets van de laatste tien, vijftien jaar. Het zal wel weer goed komen. Alles voltrekt zich in golfbewegingen.”
Hebt u de Amsterdamse maatschappij de achterliggende vijftig jaar zien veranderen? „Ja. Vroeger had je veel meer zuiltjes. Alles bestond gewoon naast elkaar, ieder had z’n eigen religie. Dat was al eeuwen zo. Ik ben er altijd een beetje trots op dat de rooms-katholieken in ons land nooit vervolgd zijn, ook al waren ze een minderheid. Zuilen zorgen er nog steeds voor dat de boel bij elkaar gehouden wordt. Kijk naar de biblebelt. Die vormt een basis van kracht in Nederland.
Maar hier in Amsterdam zie je dat de maatschappij uiteengevallen is. Ieder doet wat goed is in zijn ogen. Je smijt alles zomaar weg, je rijdt gewoon door rood licht. En de gemeente holt, nee krúípt achter de feiten aan.”
En de integratieproblematiek? „Hmm. Laat duidelijk zijn: geen enkele burger mag het recht in eigen hand nemen. Maar een multiculturele samenleving ís natuurlijk geen samenleving. Het is een opeenhoping van mensen en culturen die langs elkaar heen leven.”
Theo van Gogh? „Vooropgesteld: iedere moord is iets verschrikkelijks. Maar ik vond Theo van Gogh een afschuwelijke figuur. Zo iemand verdient een afstraffing. Natuurlijk niet dat-ie vermoord wordt. Maar wat je ziet, is dat hij een held wordt. Omdat hij zogenaamd stond voor de vrijheid van meningsuiting.” Fel: „Ik vind dat zó belachelijk! Deze man maakte juist voortdurend misbruik van die vrijheid. En waar blijven we dan? Dan kun je doen wat je wilt. Er zijn limieten.”

dinsdag 19 februari 2008

Groninger orgelland

In het Reformatorisch Dagblad van gisteren stond een informatief artikel over het Groninger orgelland:

Stralende Sesquialter in Midwolde

Kees Karels en Jaco van der Knijff

Van Middelbert via Eenum, Krewerd, Usquert en Pieterburen naar Midwolde. Een dagtocht langs zes Groninger orgels is een zoektocht: naar het sleuteladres, naar de steile orgeltrap, naar de schakelaar van de windvoorziening. Maar ook een zoektocht naar de zuiverste klank.In Groningen is het mistig, deze dag. Jammer, want daardoor mis je veel van de pracht van het landschap. Extra genieten dan maar van de culturele schoonheid hier in het hoge noorden. En die is er genoeg. Vooral als het gaat om de talloze kerken en kerkjes die zich hier bevinden.De ”Orgelgids” die de Stichting Oude Groninger Kerken onlangs uitgaf (zie onder), biedt de mogelijkheid veertien van de vijftig orgels die de stichting beheert, te bespelen. Zes op één dag, dat moet kunnen. Waarbij we afspreken dat er vandaag een top zes van de te bespelen instrumenten moet ontstaan.
Om halfnegen vissen we in Middelbert, net boven Groningen, de sleutels van kerk en orgel uit de brievenbus bij het contactadres. In het kerkje hangt een fraai ogend instrument van Wilhelm Timpe uit 1822; twee klavieren, aangehangen pedaal. Bij de speeltafel is er even onduidelijkheid: de toetsen kunnen niet ingedrukt worden. Onder de klavieren blijken vergrendelaars te zitten. Sommige registers, zoals de Holpijp, zitten vast en werken niet. Misschien moet de organisatie dat even aangeven voordat mensen dingen kapotmaken.
We zijn het erover eens: de Timpe is alleraardigst. De strijkers van het bovenwerk zijn mooi, de fluiten ook. De Trompet is nog redelijk zuiver, ondanks de kou. Voor een 19e-eeuws orgel is de klank heel helder.
Idyllisch Zo’n 20 kilometer verderop ligt Eenum. Een prachtig dorpje, idyllisch. Hier staan 42 huizen en wonen 100 mensen. Het kerkje ligt schitterend op het hoogste punt van de wierde (heuvel), omgeven door weilanden met schapen. Wat een rust! Om halfnegen vissen we in Middelbert, net boven Groningen, de sleutels van kerk en orgel uit de brievenbus bij het contactadres. In het kerkje hangt een fraai ogend instrument van Wilhelm Timpe uit 1822; twee klavieren, aangehangen pedaal. Bij de speeltafel is er even onduidelijkheid: de toetsen kunnen niet ingedrukt worden. Onder de klavieren blijken vergrendelaars te zitten. Sommige registers, zoals de Holpijp, zitten vast en werken niet. Misschien moet de organisatie dat even aangeven voordat mensen dingen kapotmaken.
We zijn het erover eens: de Timpe is alleraardigst. De strijkers van het bovenwerk zijn mooi, de fluiten ook. De Trompet is nog redelijk zuiver, ondanks de kou. Voor een 19e-eeuws orgel is de klank heel helder.

Idyllisch
Zo’n 20 kilometer verderop ligt Eenum. Een prachtig dorpje, idyllisch. Hier staan 42 huizen en wonen 100 mensen. Het kerkje ligt schitterend op het hoogste punt van de wierde (heuvel), omgeven door weilanden met schapen. Wat een rust!
Gastvrij zijn ze hier ook. Mevrouw Brik loopt even mee, schenkt koffie en wijst ons de weg in de kerk. Nog maar één keer per maand wordt hier dienst gehouden, vertelt ze. Het psalmbord is niettemin duidelijk: „Blied dat Joe der binn’n.”
Getuige het gastenboek genoten anderen eerder van dit kerkje. „Wat een charmante kerk; tovert een glimlach op mijn gezicht”, schrijft iemand. Niet alleen het kerkje is charmant, ook het orgel (1704, één klavier, aangehangen pedaal) imponeert direct. De bovenste helft van het front is typisch Schnitger; je herkent er zo Sneek of Zwolle in.
Het instrument klinkt als een klok: wat een glasheldere klank! Of je nu alleen de Holpyp 8’ pakt, of een plenum opentrekt, het klinkt allemaal even mooi. Het is wel oppassen geblazen. Het korte klaviertje lijkt in de bas op een E te eindigen, maar het is een C; de As en de Ges blijken de E en de D te zijn. Het is ook algauw duidelijk dat niet alle muziek op dit instrument gespeeld kan worden. Vanwege de zogenaamde middentoonstemming klinkt een bewerking van Bach in vier mollen absoluut niet. En septiemakkoorden zijn echt uit den boze. Psalm 140 van Sweelinck, ja dat gaat goed. En de Spielstücke van Distler ook.
Of we in Eenum komen wonen, vraagt mevrouw Brik. Er staat momenteel een huis te koop. „En er is hier niemand werkloos.” Je zou het bijna doen. Vanwege de rust. En vanwege de Schnitger. Vooralsnog staat dit instrument boven aan onze top zes.

Vertrouwen
De sleuteldraagster in Krewerd, tien minuten verderop, woont op 1,5 kilometer afstand van de kerk, in de middle of nowhere. Ze gaat niet mee, maar geeft ons in vertrouwen een viertal sleutels mee.

Daar loop je dan in een kerk uit 1280, met een van de oudste nog bespeelbare orgels in Nederland. Het orgel uit 1531 (bouwer onbekend) staat op de voormalige scheidingswand tussen lekenschip en priesterkoor. Een steile trap voert naar de speeltafel. Een belevenis apart, zo’n oud instrument. Opnieuw een kort klaviertje met een aangepaste bascant, en de middentoonstemming. Een stuk van Pachelbel met vier mollen gaat niet. Muziek van Froberger komt echter goed tot haar recht, evenals een psalmbewerking van Anthonie van Noordt.
De afzonderlijke stemmen van het instrument (slechts zeven stuks) zijn heel mooi. Het geheel klinkt echter nogal hard. En de windvoorziening komt ongelijkmatig over. Het orgeltje mag dan ouder zijn dan dat van Eenum, het verdrijft de Schnitger niet van z’n eerste plaats op de ranglijst.
J. Wiersma, contactpersoon in Usquert, gaat wél mee. Hij introduceert het instrument dat Petrus van Oeckelen hier in 1852 bouwde. Het is een „vroege Van Oeckelen”, vertelt hij. Het orgel heeft volgens hem dan ook een rococostijl, terwijl latere instrumenten van deze orgelbouwer meer romantisch van toon zijn.
De drie spaanbalgen met treden voor de windvoorziening, vlak naast de speeltafel, zijn nog intact. De balk op ooghoogte waaraan de treders zich vasthielden, laat zien dat hier heel wat afgezweten is. Eveneens vlak naast de speeltafel is een lessenaar op de balustrade bevestigd. Die kwamen we al eerder tegen. Wiersma vermoedt dat de organist vroeger ook de functie van Schriftlezer had.
Met zestien stemmen verdeeld over twee klavieren (aangehangen pedaal) is dit het grootste orgel dat voor vandaag op het programma staat. Het blijkt warm en rond van toon te zijn. Sommigen spreken van een boerse klank, weet Wiersma.
Meer romantische muziek als van Mendelssohn klinkt hier overigens prima. De spitse Flageolet 1’ springt eruit vanwege z’n helderheid. De Cornet echter klinkt vrij dof. Nadeel is ook dat je voor de draagkracht van het pedaal de Bourdon 16’ van het hoofdwerk nodig hebt; het vertroebelt echter de klank. We zijn niet heel enthousiast over Van Oeckelen; vooralsnog staat Usquert onder aan ons lijstje.
Reserves Pieterburen: bekend vanwege Lenie ’t Hart met haar zeehondencrèche. Van tevoren hadden we zo onze reserves ten aanzien van het instrument dat hier in de Petruskerk hangt. Een pneumatisch orgel uit 1901, gebouwd door Friedrich Leichel. De speeltafel lijkt op die van een harmonium. Het front laat iets zien van de orgelhistorie van de kerk: op het Schnitgerorgel dat hier 1698 was geplaatst, was men in 1900 uitgekeken, zodat het plaats moest maken voor een nieuw orgel. Echter, aan het rugwerk van Schnitger was men zodanig gehecht, dat men het -leeg- liet staan. Leichel heeft z’n best gedaan om het hoofdwerk daarop te laten lijken, maar het is anders, ook qua kleur.
Onze reserves verdwijnen echter als sneeuw voor de zon als we achter de speeltafel kruipen. Wat een krachtige, robuuste klank! En wat een fraaie solostemmen! De Cello van het hoofdwerk, bijvoorbeeld. Of de Trompet en de Cornet. De strijkers -Viool-Prestant, Violine en Aeoline- van het bovenwerk zijn warm van klank. Symfonische muziek klinkt hier verrassend goed. Jammer dat er in deze kerk zondags geen diensten meer worden gehouden.

Onbestaanbaar
Midwolde vormt het sluitstuk van de dag. Bijna achteloos krijgen we bij het contactadres de sleutels in handen gedrukt. We mogen zelf uitzoeken waar in de kerk het licht zit, achter welke deur de orgeltrap schuilgaat, hoe de windvoorziening van het orgel wordt ingeschakeld en hoe het instrument werkt.
Onbestaanbaar dat dit zo kan: zonder toelichting, zonder gebruiksaanwijzing. Het blijkt een oud, lieflijk, klein 17e-eeuws orgeltje te zijn. Andreas de Mare bouwde het in 1660, met gebruikmaking van nog ouder materiaal. Het prachtige frontje, dat wel wat weg heeft van het orgel van de Hooglandse Kerk in Leiden, wordt aan weerszijden geflankeerd door een beschilderd orgelluik waarop respectievelijk David en Mozes figureren. Eronder, op de balustrade, opnieuw beschilderingen, met de tekst: „O Heer wanneer ick U hebbe soo vraghe ick niet nae Hemel ende Aerde. Wanneer my oock lyf en ziel versmachte, soo syt doch Godt altydt myns herten troost ende myn deel.”
Ben je bij de speeltafel, dan heeft het geheel meer weg van een kabinetorgel; het heeft dan ook geen pedaal. Op het eerste gezicht lijken de registers te ontbreken. Bij nadere kennismaking blijken ze in de vorm van twee keer zes kleine ijzeren hevels boven het hoofd van de organist te zweven. Een grote hendel is voor de tremulant.
Erg kwetsbaar allemaal. Zo ook de twee houten stokjes -dikte van een halve knijper- die net boven het klavier zitten. Het is in eerste instantie onduidelijk waar ze voor dienen; later blijkt dat daarmee de twee Cymbelsterren die in de friezen van het front zijn aangebracht, te bedienen zijn. Die werken overigens niet.
De klank van het instrument blijkt overrompelend mooi te zijn. Het zijn slechts zeven stemmen, maar het klinkt allemaal zuiver en helder in deze rijkversierde ruimte. Dit wordt de grote concurrent van Eenums Schnitger als het om de eerste plaats in de top zes gaat, dat is duidelijk.
Een fuga van Buxtehude gaat uitstekend. En de variaties van Anthonie van Noordt: Psalm 116, Psalm 22. Alleen, die vragen op een gegeven moment om een pedaalpartij. Geen nood, die kun je, als je een paar handen extra hebt, ook in de bascant leggen. Op het bankje van amper 80 centimeter breed passen maar nauwelijks twee spelers. Maar de muziek lijkt hiervoor gemaakt. Stralend klinkt de Sesquialter in de derde variatie van Van Noordts 22e Psalm. Wat een orgeltje!
Top zes
Juweeltjes zijn het, de orgels die de Stichting Oude Groninger Kerken in beheer heeft. Het zestal maakt nieuwsgierig naar de andere acht die voor het publiek zijn opengesteld. En naar die andere tientallen die zich in het Groninger landschap bevinden. Een prima idee dat een deel nu toegankelijk is voor de liefhebber. Alleen: laat de organisatie ervoor zorgen dat er instructies en gebruiksaanwijzingen komen.
En dan de top zes. We zetten Usquerts Van Oeckelen op zes, met vlak daarboven Middelbert (Timpe). Vier en drie zijn lastig. Krewerd is wereldberoemd en het is ook erg bijzonder om er te spelen; toch waren we meer verrast door het instrument van Leichel in Pieterburen. Daarom: Krewerd op vier en Pieterburen op drie.
Blijven Eenum en Midwolde over. Een schitterende Schnitger en een wondermooie De Mare. We besluiten Eenum op twee te zetten. Niet omdat Schnitger minder is, maar omdat Midwolde net iets bijzonderder is. Vanwege de stralende Sesquialter.
Van Middelbert via Eenum, Krewerd, Usquert en Pieterburen naar Midwolde. Een dagtocht langs zes Groninger orgels is een zoektocht: naar het sleuteladres, naar de steile orgeltrap, naar de schakelaar van de windvoorziening. Maar ook een zoektocht naar de zuiverste klank. In Groningen is het mistig, deze dag. Jammer, want daardoor mis je veel van de pracht van het landschap. Extra genieten dan maar van de culturele schoonheid hier in het hoge noorden. En die is er genoeg. Vooral als het gaat om de talloze kerken en kerkjes die zich hier bevinden. De ”Orgelgids” die de Stichting Oude Groninger Kerken onlangs uitgaf (zie onder), biedt de mogelijkheid veertien van de vijftig orgels die de stichting beheert, te bespelen. Zes op één dag, dat moet kunnen. Waarbij we afspreken dat er vandaag een top zes van de te bespelen instrumenten moet ontstaan.


De Stichting Oude Groninger Kerken biedt de mogelijkheid veertien van de vijf- tig orgels die de stichting beheert, te bespelen.foto 1 van 14

SMID ...extra belangstelling...foto 2 van 14

Middelbert, orgelfront. foto 3 van 14

Middelbert, speeltafel. foto 4 van 14

Eenum, orgelfront. foto 5 van 14

Eenum, speeltafel.foto 6 van 14

Krewerd, orgelfront. foto 7 van 14

Krewerd, speeltafel. foto 8 van 14

Usquert, orgelfront. foto 9 van 14

Usquert, registers.foto 10 van 14

Pieterburen, orgelfront. foto 11 van 14

Pieterburen, speeltafel. foto 12 van 14

Midwolde, orgelfront. foto 13 van 14

Midwolde, speeltafel. foto 14 van 14

http://www.refdag.nl/artikel/1333219/Stralende+Sesquialter+in+Midwolde.html

woensdag 6 februari 2008

Garrelsorgel In Purmerend

In het Reformatorisch Dagblad staat een recensie over het boek:


Garrelsorgel Purmerend beschreven

A. M. Alblas
Titel: ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend” Auteur: Henk Verhoef (red.) Uitgeverij: Walburg Pers, Zutphen, 2007 ISBN 9789057305122 Pagina’s: 263 Prijs: € 34,95.

In het boek ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend” worden in een notendop de lotgevallen van een zeer fraai instrument beschreven.
Het eerste orgel van Purmerend werd gebouwd voor de Grote Kerk aldaar. In 1742 werd het vervangen door een nieuw orgel van Garrels. In 1948 verhuisde het instrument bij de sloop van die kerk naar de op dezelfde plek gebouwde Koepelkerk. Toen die kerk in 1976 haar functie verloor en in 1978 een multifunctioneel centrum werd, moest het orgel opnieuw het veld ruimen. Slechts de herinnering bleef. Uiteindelijk werd de Koepelkerk in 1990 weer in gebruik genomen als parochiekerk voor de rooms-katholieke eredienst. Van lieverlee kon worden gedacht aan terugkeer van het orgel. Pas in 2001 kon de restauratie beginnen; twee jaar daarna klonk het instrument weer als vanouds.
Dat is in het kort de bewogen geschiedenis van een zeer fraai instrument. De lotgevallen ervan worden beschreven in het boek ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend”. Het is het negende deel van de serie ”Nederlandse orgelmonografieën”, dat verscheen onder redactie van Henk Verhoef.
Zeven schrijvers belichten in negen hoofdstukken de lotgevallen van het Garrelsorgel. Willem Jan Cevaal behandelt de geschiedenis van het orgel tot 1750. Jan Jongepier doet dat voor de periode 1750 tot 1976 en beschrijft de restauratie van 2001 tot 2003. Peter van Dijk behandelt leven en werk van de orgelmaker Rudolph Garrels.
De orgelkas uit 1742 en de kerkschilder Johannes Bosboom worden beschreven door Richard de Beer, de gesloopte Grote Kerk door Jaap van der Veen en de Koepelkerk uit 1853 door Guido Hoogewoud. Erik Winkel, medewerker van Flentrop Orgelbouw, ten slotte documenteert het oude orgel van Purmerend (onder andere de windladen en het pijpwerk van vóór Garrels).
Kortom, de complete geschiedenis van het Garrelsorgel van Purmerend is vervat in een kloek boek.
tussenkop (u16(Mislukte proef
De vraag doet zich voor of er in de zoektocht naar de lotgevallen van het orgel nog iets nieuws te melden is. Welnu, onderzoek door Willem Jan Cevaal maakt aannemelijk dat Levijn Eekman uit Amsterdam aan het oude orgel gewerkt heeft. Ook beschrijft Cevaal een mislukte proef met gemeentezangbegeleiding. In 1636 vroegen kerkmeesters zich af of de „disordre int gesangh” niet kon worden verminderd wanneer de gemeente zou worden begeleid door het orgel. Een proefperiode werd door onenigheid voortijdig afgebroken, waarmee de orgelbegeleiding voorlopig in de ijskast verdween. In 1666 werd ze met succes wél ingevoerd.
Aardig is ook te vernemen hoe orgeladviseur Aeneas Egbertus Veldcamps meerdere keren probeerde orgelbouwopdrachten aan Garrels toe te spelen. Wat dat betreft is er in dit wereldje nog weinig veranderd.
De beschrijving van de restauratieplannen maakt niet vrolijk. Binnen het bestaande subsidiebestel viel de restauratie niet te financieren. Allerlei bedragen buitelen over elkaar heen. Uiteindelijk lukte het via de zogenoemde ”kanjerregeling” en een verkregen legaat de oprichting van de Stichting Restauratie Garrelsorgel te realiseren. Met orgelbrood, orgelwijn, lezingen, een tentoonstelling en een cd met het laatste concert dat Jan Jongepier in 1970 op het Garrelsorgel gaf, werd geld ingezameld.
Op weg naar de restauratie doemden nog allerlei tegenslagen op; te veel om hier op te noemen. Eén ding is wel duidelijk: het subsidiebeleid van de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg overschaduwt dit project als een donkere wolk. Ook in dat opzicht is er tot op de dag van vandaag niets veranderd.
Waar het uiteindelijk om gaat, is dat er in de Koepelkerk in Purmerend weer een fraai klinkend Garrelsorgel staat.

maandag 4 februari 2008

Recensie Robin Blaze

Een recensie van de cd (nr 37) met solokantaten van Johann Sebastian Bach, uitgevoerd door Robin Blaze is te vinden in Klassieke zaken.



















(Om de tekst te kunnen lezen, kunt u op de foto klikken)

zondag 3 februari 2008

Herreweghe laat weer van zich horen!

Het een aardig tijdje stil geweest rondom de Vlaming Philppe Herreweghe. De uitvoeringen van de kantaten van Johann Sebastian Bach zijn voor een deel naar de achtergrond, ten gunste van de romantiek. In het nieuwe nummer van Klassieke Zaken. Magazine voor klassieke muziek (februari 2008) staat een advertentie van een nieuw verschenen cd met kantaten van Bach.





















En in datzelfde nummer van Klassieke Zaken treft u op bladzijde 19 een bespreking aan van een andere, nieuwe cd van Herreweghe, met daarop de Symfonieen 5 & 8 van Ludwig von Beethoven (wanneer u op de foto flikt, kunt u de tekst lezen):

woensdag 16 januari 2008

Andreas Staier speelt Bach


Op de site you tube staat een filmpje met de uitvoering van Preludium van Johann Sebastian Bach, uitgevoerd door de clavecinist Andreas Staier:

http://nl.youtube.com/watch?v=kc4dL1r7pGs

donderdag 10 januari 2008

Herz und Mund und Tat und Leben o.l.v. Masaaki Suziki

Ook is er een opname van het openingsstuk van de kantate Herz und Mund und Tat und Leben, uitgevoerd door het ach Collegium Japan onder leiding van Masaaki Suziki:

http://nl.youtube.com/watch?v=SrC17VtAjOA

woensdag 9 januari 2008

Musica Antiqua Köln

Op zestienjarige leeftijd hoorde ik voor het eerst Musiqua Antiqua Köln in de Luthersekerk te Kampen. Het was in 1978. Niet lang daarna kocht ik mijn eerste lp van dit ensemble: 'Musicalisches Opfer' (BWV 1079) van Johann Sebastian Bach. Een schitterend werk.
Het is dan ook fantastich dat momenteel op http://www.youtube.com/ is te beluisteren, door leden van de oorspronkelijke groep. Temeer daar Musica Antiqua Köln niet meer bestaat. Helaas is Reinhard Goebel afgelopen jaar gestopt met dit ensemble.
Het is jammer dat de kwaliteit van de opnamen niet zo bijzonder zijn, maar toch mooi om zulke historische opname te zien.
Hieronder zijn de volgende delen te beluisteren:

1. Ricercar A 3
http://nl.youtube.com/watch?v=W_1JCqjHMzM

2. Canon Perpetuus A 2
http://nl.youtube.com/watch?v=Lw5qwqtqzAM

3. Canon A 2 Violini In Unisono
http://nl.youtube.com/watch?v=8JGNDziv2SQ

4. Canon A 2 Per Motum Contrari
http://nl.youtube.com/watch?v=TdAncakCJ_I&NR=1

5. Canon A 2 Per Augmentationem
http://nl.youtube.com/watch?v=bUlmi8uAKCE

6. Canon A 2 Per Tonos
http://nl.youtube.com/watch?v=vkccY6uU7hY&feature=related

7. Fuga Canonica
http://nl.youtube.com/watch?v=P8C7b8Ln7cc

8. Canon Perpetuus Super Thema
http://nl.youtube.com/watch?v=Ptl1285CESI

9. Canon Perpetuus
http://nl.youtube.com/watch?v=iaz3zU7sxWk&feature=related

10. Canon A 2
http://nl.youtube.com/watch?v=fXvGpIYwitA

11. Canon A 4
http://nl.youtube.com/watch?v=AGPyIVwhd0E

12. Son: i-Largo
http://nl.youtube.com/watch?v=2IF4IPbyX8A

13. Son: ii-Allegro
http://nl.youtube.com/watch?v=WVp4WffnLWc

14. Son: iii-Andante
http://nl.youtube.com/watch?v=Ji5b9I7ivI0

15. Son: iv-Allegro
http://nl.youtube.com/watch?v=CXMpb761vAc

16. Ricercar A 6
http://nl.youtube.com/watch?v=ViCLYbtJ1bQ

donderdag 3 januari 2008

Waar ligt Bach?

In de Volkskrant van 31 december 2007 stond het onderstaande bericht:

Thomaskirche weigert dna-onderzoek ‘Bach-schedel’

Van onze verslaggever Martijn van Calmthout

AMSTERDAM - Het bestuur van de Thomaskirche in Leipzig voelt er niets voor om het daar begraven gebeente van de componist Johan Sebastian Bach te laten onderzoeken op dna. Een officieel verzoek daartoe, van de Amsterdamse oogarts Richard Zegers, is onlangs afgewezen.
Dat meldt het academisch ziekenhuis AMC in het januarinummer van het AMC Magazine. Zegers is er van overtuigd dat de stoffelijke resten die in de kerk worden bewaard, niet die van Bach zijn.
Bach stierf in 1750 aan de gevolgen van een mislukte oogopretatie. Hij werd bij de Johanneskirche begraven in een ongemarkeerd graf. Zegers maakt al jaren studie van Bachs oogheelkundige ziektegeschiedenis.
Volgens Zegers is in 1894 bij de Johanneskirche een willekeurig skelet opgegraven en in een waardiger sarcofaag hergebegraven. In 1950 zijn die resten naar de Thomaskirche verplaatst, waar jaarlijks duizenden Bach-bewonderaars het graf bezoeken.
Zegers zegt te betwijfelen of in 1894 de juiste kist is opgegraven. De kans daarop acht hij klein. ‘De gravers hebben op dubieuze gronden een veldje van 40 bij 40 meter uitgekozen, en daar zijn ze gaan spitten tot ze een eikenhouten kist tegenkwamen en iets wat voor Bach kon doorgaan.’
Zegers heeft het kerkbestuur voorgesteld het graf te openen en er dna uit te halen. Dat wil hij vergelijken met erfelijk materiaal van Bachs zoon Carl Phillipp Emanuel, van wie het graf bekend is. Vooralsnog weigert de kerk, zij wil Bach zijn eeuwige rust niet ontnemen, aldus een kort briefje aan Zegers.
Dat bij de opgraving in 1894 op de gevonden schedel een gezichtsreconstructie is gemaakt die sprekend op Bach leek, zegt Zegers weinig. De anatoom die de reconstructie maakte, had een schilderij van Bach bij de hand.
Zegers heeft een artikel in de maak waarin hij de zitanatomie en bekkens van organisten analyseert. Bach was een organist, en eerder vond een anatoom ook afwijkingen in het skelet die daarop leken te duiden. De Amsterdamse oogarts heeft zelf eennieuw onderzoek naar bekkenafwijkingen bij organisten gedaan. Een artikel aarover wordt binnenkort gepubliceerd.
Mogelijk, aldus Zegers, leidt zijn artikel tot genoeg publiciteit om alsnog toestemming te krijgen voor dna-onderzoek. Maar hij beseft de gevoeligheden. ‘Als hier morgen een paar Duitsers zouden aankloppen om dna-onderzoek te laten doen aan Michiel de Ruyter, staat het bestuur van de Nieuwe Kerk ook niet te springen', zegt hij in AMC Magazine.