dinsdag 19 februari 2008

Groninger orgelland

In het Reformatorisch Dagblad van gisteren stond een informatief artikel over het Groninger orgelland:

Stralende Sesquialter in Midwolde

Kees Karels en Jaco van der Knijff

Van Middelbert via Eenum, Krewerd, Usquert en Pieterburen naar Midwolde. Een dagtocht langs zes Groninger orgels is een zoektocht: naar het sleuteladres, naar de steile orgeltrap, naar de schakelaar van de windvoorziening. Maar ook een zoektocht naar de zuiverste klank.In Groningen is het mistig, deze dag. Jammer, want daardoor mis je veel van de pracht van het landschap. Extra genieten dan maar van de culturele schoonheid hier in het hoge noorden. En die is er genoeg. Vooral als het gaat om de talloze kerken en kerkjes die zich hier bevinden.De ”Orgelgids” die de Stichting Oude Groninger Kerken onlangs uitgaf (zie onder), biedt de mogelijkheid veertien van de vijftig orgels die de stichting beheert, te bespelen. Zes op één dag, dat moet kunnen. Waarbij we afspreken dat er vandaag een top zes van de te bespelen instrumenten moet ontstaan.
Om halfnegen vissen we in Middelbert, net boven Groningen, de sleutels van kerk en orgel uit de brievenbus bij het contactadres. In het kerkje hangt een fraai ogend instrument van Wilhelm Timpe uit 1822; twee klavieren, aangehangen pedaal. Bij de speeltafel is er even onduidelijkheid: de toetsen kunnen niet ingedrukt worden. Onder de klavieren blijken vergrendelaars te zitten. Sommige registers, zoals de Holpijp, zitten vast en werken niet. Misschien moet de organisatie dat even aangeven voordat mensen dingen kapotmaken.
We zijn het erover eens: de Timpe is alleraardigst. De strijkers van het bovenwerk zijn mooi, de fluiten ook. De Trompet is nog redelijk zuiver, ondanks de kou. Voor een 19e-eeuws orgel is de klank heel helder.
Idyllisch Zo’n 20 kilometer verderop ligt Eenum. Een prachtig dorpje, idyllisch. Hier staan 42 huizen en wonen 100 mensen. Het kerkje ligt schitterend op het hoogste punt van de wierde (heuvel), omgeven door weilanden met schapen. Wat een rust! Om halfnegen vissen we in Middelbert, net boven Groningen, de sleutels van kerk en orgel uit de brievenbus bij het contactadres. In het kerkje hangt een fraai ogend instrument van Wilhelm Timpe uit 1822; twee klavieren, aangehangen pedaal. Bij de speeltafel is er even onduidelijkheid: de toetsen kunnen niet ingedrukt worden. Onder de klavieren blijken vergrendelaars te zitten. Sommige registers, zoals de Holpijp, zitten vast en werken niet. Misschien moet de organisatie dat even aangeven voordat mensen dingen kapotmaken.
We zijn het erover eens: de Timpe is alleraardigst. De strijkers van het bovenwerk zijn mooi, de fluiten ook. De Trompet is nog redelijk zuiver, ondanks de kou. Voor een 19e-eeuws orgel is de klank heel helder.

Idyllisch
Zo’n 20 kilometer verderop ligt Eenum. Een prachtig dorpje, idyllisch. Hier staan 42 huizen en wonen 100 mensen. Het kerkje ligt schitterend op het hoogste punt van de wierde (heuvel), omgeven door weilanden met schapen. Wat een rust!
Gastvrij zijn ze hier ook. Mevrouw Brik loopt even mee, schenkt koffie en wijst ons de weg in de kerk. Nog maar één keer per maand wordt hier dienst gehouden, vertelt ze. Het psalmbord is niettemin duidelijk: „Blied dat Joe der binn’n.”
Getuige het gastenboek genoten anderen eerder van dit kerkje. „Wat een charmante kerk; tovert een glimlach op mijn gezicht”, schrijft iemand. Niet alleen het kerkje is charmant, ook het orgel (1704, één klavier, aangehangen pedaal) imponeert direct. De bovenste helft van het front is typisch Schnitger; je herkent er zo Sneek of Zwolle in.
Het instrument klinkt als een klok: wat een glasheldere klank! Of je nu alleen de Holpyp 8’ pakt, of een plenum opentrekt, het klinkt allemaal even mooi. Het is wel oppassen geblazen. Het korte klaviertje lijkt in de bas op een E te eindigen, maar het is een C; de As en de Ges blijken de E en de D te zijn. Het is ook algauw duidelijk dat niet alle muziek op dit instrument gespeeld kan worden. Vanwege de zogenaamde middentoonstemming klinkt een bewerking van Bach in vier mollen absoluut niet. En septiemakkoorden zijn echt uit den boze. Psalm 140 van Sweelinck, ja dat gaat goed. En de Spielstücke van Distler ook.
Of we in Eenum komen wonen, vraagt mevrouw Brik. Er staat momenteel een huis te koop. „En er is hier niemand werkloos.” Je zou het bijna doen. Vanwege de rust. En vanwege de Schnitger. Vooralsnog staat dit instrument boven aan onze top zes.

Vertrouwen
De sleuteldraagster in Krewerd, tien minuten verderop, woont op 1,5 kilometer afstand van de kerk, in de middle of nowhere. Ze gaat niet mee, maar geeft ons in vertrouwen een viertal sleutels mee.

Daar loop je dan in een kerk uit 1280, met een van de oudste nog bespeelbare orgels in Nederland. Het orgel uit 1531 (bouwer onbekend) staat op de voormalige scheidingswand tussen lekenschip en priesterkoor. Een steile trap voert naar de speeltafel. Een belevenis apart, zo’n oud instrument. Opnieuw een kort klaviertje met een aangepaste bascant, en de middentoonstemming. Een stuk van Pachelbel met vier mollen gaat niet. Muziek van Froberger komt echter goed tot haar recht, evenals een psalmbewerking van Anthonie van Noordt.
De afzonderlijke stemmen van het instrument (slechts zeven stuks) zijn heel mooi. Het geheel klinkt echter nogal hard. En de windvoorziening komt ongelijkmatig over. Het orgeltje mag dan ouder zijn dan dat van Eenum, het verdrijft de Schnitger niet van z’n eerste plaats op de ranglijst.
J. Wiersma, contactpersoon in Usquert, gaat wél mee. Hij introduceert het instrument dat Petrus van Oeckelen hier in 1852 bouwde. Het is een „vroege Van Oeckelen”, vertelt hij. Het orgel heeft volgens hem dan ook een rococostijl, terwijl latere instrumenten van deze orgelbouwer meer romantisch van toon zijn.
De drie spaanbalgen met treden voor de windvoorziening, vlak naast de speeltafel, zijn nog intact. De balk op ooghoogte waaraan de treders zich vasthielden, laat zien dat hier heel wat afgezweten is. Eveneens vlak naast de speeltafel is een lessenaar op de balustrade bevestigd. Die kwamen we al eerder tegen. Wiersma vermoedt dat de organist vroeger ook de functie van Schriftlezer had.
Met zestien stemmen verdeeld over twee klavieren (aangehangen pedaal) is dit het grootste orgel dat voor vandaag op het programma staat. Het blijkt warm en rond van toon te zijn. Sommigen spreken van een boerse klank, weet Wiersma.
Meer romantische muziek als van Mendelssohn klinkt hier overigens prima. De spitse Flageolet 1’ springt eruit vanwege z’n helderheid. De Cornet echter klinkt vrij dof. Nadeel is ook dat je voor de draagkracht van het pedaal de Bourdon 16’ van het hoofdwerk nodig hebt; het vertroebelt echter de klank. We zijn niet heel enthousiast over Van Oeckelen; vooralsnog staat Usquert onder aan ons lijstje.
Reserves Pieterburen: bekend vanwege Lenie ’t Hart met haar zeehondencrèche. Van tevoren hadden we zo onze reserves ten aanzien van het instrument dat hier in de Petruskerk hangt. Een pneumatisch orgel uit 1901, gebouwd door Friedrich Leichel. De speeltafel lijkt op die van een harmonium. Het front laat iets zien van de orgelhistorie van de kerk: op het Schnitgerorgel dat hier 1698 was geplaatst, was men in 1900 uitgekeken, zodat het plaats moest maken voor een nieuw orgel. Echter, aan het rugwerk van Schnitger was men zodanig gehecht, dat men het -leeg- liet staan. Leichel heeft z’n best gedaan om het hoofdwerk daarop te laten lijken, maar het is anders, ook qua kleur.
Onze reserves verdwijnen echter als sneeuw voor de zon als we achter de speeltafel kruipen. Wat een krachtige, robuuste klank! En wat een fraaie solostemmen! De Cello van het hoofdwerk, bijvoorbeeld. Of de Trompet en de Cornet. De strijkers -Viool-Prestant, Violine en Aeoline- van het bovenwerk zijn warm van klank. Symfonische muziek klinkt hier verrassend goed. Jammer dat er in deze kerk zondags geen diensten meer worden gehouden.

Onbestaanbaar
Midwolde vormt het sluitstuk van de dag. Bijna achteloos krijgen we bij het contactadres de sleutels in handen gedrukt. We mogen zelf uitzoeken waar in de kerk het licht zit, achter welke deur de orgeltrap schuilgaat, hoe de windvoorziening van het orgel wordt ingeschakeld en hoe het instrument werkt.
Onbestaanbaar dat dit zo kan: zonder toelichting, zonder gebruiksaanwijzing. Het blijkt een oud, lieflijk, klein 17e-eeuws orgeltje te zijn. Andreas de Mare bouwde het in 1660, met gebruikmaking van nog ouder materiaal. Het prachtige frontje, dat wel wat weg heeft van het orgel van de Hooglandse Kerk in Leiden, wordt aan weerszijden geflankeerd door een beschilderd orgelluik waarop respectievelijk David en Mozes figureren. Eronder, op de balustrade, opnieuw beschilderingen, met de tekst: „O Heer wanneer ick U hebbe soo vraghe ick niet nae Hemel ende Aerde. Wanneer my oock lyf en ziel versmachte, soo syt doch Godt altydt myns herten troost ende myn deel.”
Ben je bij de speeltafel, dan heeft het geheel meer weg van een kabinetorgel; het heeft dan ook geen pedaal. Op het eerste gezicht lijken de registers te ontbreken. Bij nadere kennismaking blijken ze in de vorm van twee keer zes kleine ijzeren hevels boven het hoofd van de organist te zweven. Een grote hendel is voor de tremulant.
Erg kwetsbaar allemaal. Zo ook de twee houten stokjes -dikte van een halve knijper- die net boven het klavier zitten. Het is in eerste instantie onduidelijk waar ze voor dienen; later blijkt dat daarmee de twee Cymbelsterren die in de friezen van het front zijn aangebracht, te bedienen zijn. Die werken overigens niet.
De klank van het instrument blijkt overrompelend mooi te zijn. Het zijn slechts zeven stemmen, maar het klinkt allemaal zuiver en helder in deze rijkversierde ruimte. Dit wordt de grote concurrent van Eenums Schnitger als het om de eerste plaats in de top zes gaat, dat is duidelijk.
Een fuga van Buxtehude gaat uitstekend. En de variaties van Anthonie van Noordt: Psalm 116, Psalm 22. Alleen, die vragen op een gegeven moment om een pedaalpartij. Geen nood, die kun je, als je een paar handen extra hebt, ook in de bascant leggen. Op het bankje van amper 80 centimeter breed passen maar nauwelijks twee spelers. Maar de muziek lijkt hiervoor gemaakt. Stralend klinkt de Sesquialter in de derde variatie van Van Noordts 22e Psalm. Wat een orgeltje!
Top zes
Juweeltjes zijn het, de orgels die de Stichting Oude Groninger Kerken in beheer heeft. Het zestal maakt nieuwsgierig naar de andere acht die voor het publiek zijn opengesteld. En naar die andere tientallen die zich in het Groninger landschap bevinden. Een prima idee dat een deel nu toegankelijk is voor de liefhebber. Alleen: laat de organisatie ervoor zorgen dat er instructies en gebruiksaanwijzingen komen.
En dan de top zes. We zetten Usquerts Van Oeckelen op zes, met vlak daarboven Middelbert (Timpe). Vier en drie zijn lastig. Krewerd is wereldberoemd en het is ook erg bijzonder om er te spelen; toch waren we meer verrast door het instrument van Leichel in Pieterburen. Daarom: Krewerd op vier en Pieterburen op drie.
Blijven Eenum en Midwolde over. Een schitterende Schnitger en een wondermooie De Mare. We besluiten Eenum op twee te zetten. Niet omdat Schnitger minder is, maar omdat Midwolde net iets bijzonderder is. Vanwege de stralende Sesquialter.
Van Middelbert via Eenum, Krewerd, Usquert en Pieterburen naar Midwolde. Een dagtocht langs zes Groninger orgels is een zoektocht: naar het sleuteladres, naar de steile orgeltrap, naar de schakelaar van de windvoorziening. Maar ook een zoektocht naar de zuiverste klank. In Groningen is het mistig, deze dag. Jammer, want daardoor mis je veel van de pracht van het landschap. Extra genieten dan maar van de culturele schoonheid hier in het hoge noorden. En die is er genoeg. Vooral als het gaat om de talloze kerken en kerkjes die zich hier bevinden. De ”Orgelgids” die de Stichting Oude Groninger Kerken onlangs uitgaf (zie onder), biedt de mogelijkheid veertien van de vijftig orgels die de stichting beheert, te bespelen. Zes op één dag, dat moet kunnen. Waarbij we afspreken dat er vandaag een top zes van de te bespelen instrumenten moet ontstaan.


De Stichting Oude Groninger Kerken biedt de mogelijkheid veertien van de vijf- tig orgels die de stichting beheert, te bespelen.foto 1 van 14

SMID ...extra belangstelling...foto 2 van 14

Middelbert, orgelfront. foto 3 van 14

Middelbert, speeltafel. foto 4 van 14

Eenum, orgelfront. foto 5 van 14

Eenum, speeltafel.foto 6 van 14

Krewerd, orgelfront. foto 7 van 14

Krewerd, speeltafel. foto 8 van 14

Usquert, orgelfront. foto 9 van 14

Usquert, registers.foto 10 van 14

Pieterburen, orgelfront. foto 11 van 14

Pieterburen, speeltafel. foto 12 van 14

Midwolde, orgelfront. foto 13 van 14

Midwolde, speeltafel. foto 14 van 14

http://www.refdag.nl/artikel/1333219/Stralende+Sesquialter+in+Midwolde.html

woensdag 6 februari 2008

Garrelsorgel In Purmerend

In het Reformatorisch Dagblad staat een recensie over het boek:


Garrelsorgel Purmerend beschreven

A. M. Alblas
Titel: ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend” Auteur: Henk Verhoef (red.) Uitgeverij: Walburg Pers, Zutphen, 2007 ISBN 9789057305122 Pagina’s: 263 Prijs: € 34,95.

In het boek ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend” worden in een notendop de lotgevallen van een zeer fraai instrument beschreven.
Het eerste orgel van Purmerend werd gebouwd voor de Grote Kerk aldaar. In 1742 werd het vervangen door een nieuw orgel van Garrels. In 1948 verhuisde het instrument bij de sloop van die kerk naar de op dezelfde plek gebouwde Koepelkerk. Toen die kerk in 1976 haar functie verloor en in 1978 een multifunctioneel centrum werd, moest het orgel opnieuw het veld ruimen. Slechts de herinnering bleef. Uiteindelijk werd de Koepelkerk in 1990 weer in gebruik genomen als parochiekerk voor de rooms-katholieke eredienst. Van lieverlee kon worden gedacht aan terugkeer van het orgel. Pas in 2001 kon de restauratie beginnen; twee jaar daarna klonk het instrument weer als vanouds.
Dat is in het kort de bewogen geschiedenis van een zeer fraai instrument. De lotgevallen ervan worden beschreven in het boek ”Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend”. Het is het negende deel van de serie ”Nederlandse orgelmonografieën”, dat verscheen onder redactie van Henk Verhoef.
Zeven schrijvers belichten in negen hoofdstukken de lotgevallen van het Garrelsorgel. Willem Jan Cevaal behandelt de geschiedenis van het orgel tot 1750. Jan Jongepier doet dat voor de periode 1750 tot 1976 en beschrijft de restauratie van 2001 tot 2003. Peter van Dijk behandelt leven en werk van de orgelmaker Rudolph Garrels.
De orgelkas uit 1742 en de kerkschilder Johannes Bosboom worden beschreven door Richard de Beer, de gesloopte Grote Kerk door Jaap van der Veen en de Koepelkerk uit 1853 door Guido Hoogewoud. Erik Winkel, medewerker van Flentrop Orgelbouw, ten slotte documenteert het oude orgel van Purmerend (onder andere de windladen en het pijpwerk van vóór Garrels).
Kortom, de complete geschiedenis van het Garrelsorgel van Purmerend is vervat in een kloek boek.
tussenkop (u16(Mislukte proef
De vraag doet zich voor of er in de zoektocht naar de lotgevallen van het orgel nog iets nieuws te melden is. Welnu, onderzoek door Willem Jan Cevaal maakt aannemelijk dat Levijn Eekman uit Amsterdam aan het oude orgel gewerkt heeft. Ook beschrijft Cevaal een mislukte proef met gemeentezangbegeleiding. In 1636 vroegen kerkmeesters zich af of de „disordre int gesangh” niet kon worden verminderd wanneer de gemeente zou worden begeleid door het orgel. Een proefperiode werd door onenigheid voortijdig afgebroken, waarmee de orgelbegeleiding voorlopig in de ijskast verdween. In 1666 werd ze met succes wél ingevoerd.
Aardig is ook te vernemen hoe orgeladviseur Aeneas Egbertus Veldcamps meerdere keren probeerde orgelbouwopdrachten aan Garrels toe te spelen. Wat dat betreft is er in dit wereldje nog weinig veranderd.
De beschrijving van de restauratieplannen maakt niet vrolijk. Binnen het bestaande subsidiebestel viel de restauratie niet te financieren. Allerlei bedragen buitelen over elkaar heen. Uiteindelijk lukte het via de zogenoemde ”kanjerregeling” en een verkregen legaat de oprichting van de Stichting Restauratie Garrelsorgel te realiseren. Met orgelbrood, orgelwijn, lezingen, een tentoonstelling en een cd met het laatste concert dat Jan Jongepier in 1970 op het Garrelsorgel gaf, werd geld ingezameld.
Op weg naar de restauratie doemden nog allerlei tegenslagen op; te veel om hier op te noemen. Eén ding is wel duidelijk: het subsidiebeleid van de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg overschaduwt dit project als een donkere wolk. Ook in dat opzicht is er tot op de dag van vandaag niets veranderd.
Waar het uiteindelijk om gaat, is dat er in de Koepelkerk in Purmerend weer een fraai klinkend Garrelsorgel staat.

maandag 4 februari 2008

Recensie Robin Blaze

Een recensie van de cd (nr 37) met solokantaten van Johann Sebastian Bach, uitgevoerd door Robin Blaze is te vinden in Klassieke zaken.



















(Om de tekst te kunnen lezen, kunt u op de foto klikken)

zondag 3 februari 2008

Herreweghe laat weer van zich horen!

Het een aardig tijdje stil geweest rondom de Vlaming Philppe Herreweghe. De uitvoeringen van de kantaten van Johann Sebastian Bach zijn voor een deel naar de achtergrond, ten gunste van de romantiek. In het nieuwe nummer van Klassieke Zaken. Magazine voor klassieke muziek (februari 2008) staat een advertentie van een nieuw verschenen cd met kantaten van Bach.





















En in datzelfde nummer van Klassieke Zaken treft u op bladzijde 19 een bespreking aan van een andere, nieuwe cd van Herreweghe, met daarop de Symfonieen 5 & 8 van Ludwig von Beethoven (wanneer u op de foto flikt, kunt u de tekst lezen):