zaterdag 23 mei 2009

Leonhardt ontvangt Eremedaille voor Kunst en Wetenschap

In het Reformatorisch Dagblad staat het bericht:

Eremedaille voor Gustav Leonhardt

DEN HAAG – Klavecinist, organist en dirigent Gustav Leonhardt heeft vrijdag op Paleis Huis ten Bosch uit handen van koningin Beatrix de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap ontvangen.

De koninklijke onderscheiding wordt toegekend aan personen met uitzonderlijke verdiensten op gebied van kunst en wetenschap. Dat meldde de Rijksvoor-lichtings-dienst.
Leonhardt is docent klavecimbel aan het conservatorium van Amsterdam en organist van de Nieuwe Kerk. Hij geldt als een pionier van de authentieke uitvoeringspraktijk. Dat houdt in dat muziekstukken worden uitgevoerd op instrumenten die gangbaar waren in de tijd waarin zij werden gecomponeerd. Een van zijn geestverwanten is de Oostenrijkse dirigent Harnoncourt. Met hem samen ontving Leonhardt in 1980 de Erasmusprijs.
Leonhardt heeft ook warme banden met het Koninklijk Huis. Hij was bestuurslid bij Musica ’85, de stichting die in 1985 het Europees jaar van de Muziek organiseerde. Prins Claus was daarvan de voorzitter.
De Eremedaille werd voor de vijfde keer toegekend. Onder anderen schrijfster Hella S. Haasse en kunsthistoricus Rudi Fuchs gingen Leonhardt voor.


zaterdag 4 april 2009

Interview met Ton Koopman (Trouw 4 april 2009)

In het Dagblad Trouw (bijlage Verdieping, blz. 32-33) staat een interview met Ton Koopman

Ton Koopman 'Ik zou graag weer klavecimbel studeren'

Sandra Kooke

Bijna veertig jaar heeft Ton Koopman fier aan het hoofd van de authentieke-muziekbeweging gestaan. Nu heeft het Fonds van de Podiumkunsten plotseling zijn subsidie ingetrokken en laten sponsors het afweten. Om te voorkomen dat zijn muziekimperium instort, besteedt Koopman al zijn tijd aan regelwerk.

Onder de kapstok in de hal staat een koffer klaar. Over enkele uren vertrekt Ton Koopman van Bussum naar Zürich waar hij ’s avonds de Matthäuspassion van Bach zal repeteren met het Tonhalle-Orchester. Maar op dit moment, vrijdagochtend 10 uur, voert Koopman, gekleed in blauw overhemd, spencer en colbert, een zakelijk gesprek over financiën. In de huiselijke woonkeuken, dat wel.
Eigenlijk staat Koopman (64) het liefst in hemdsmouwen orkestrepetities te leiden. Of trapt met zijn voeten op de pedalen van een orgel. Sinds Koopman als veertienjarige het orgel van de kerk in Zwolle bespeelde, gaat het in zijn leven over niets anders dan muziek.
Dat zakelijke gesprekken plotseling een vast onderdeel van zijn leven zijn geworden, is dan ook niet uit vrije wil. Koopman vecht voor het voortbestaan van het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, dat hij precies dertig jaar geleden oprichtte. Dat krijgt geen subsidie meer, besloot het Fonds voor de Podiumkunsten onlangs. Ze hadden 800.000 euro gevraagd. Het heeft Koopman diep geraakt. Hij voelt zich persoonlijk aangevallen.
Door geldgebrek was Koopman gedwongen de Matthäus-tournee met zijn eigen orkest af te zeggen. Niet Koopman en het ABO & C stonden afgelopen woensdag in het Concertgebouw in Amsterdam, maar Mark Padmore en The Orchestra of the Age of Enlightenment. Tot na Pasen is Koopman plotseling vrij.

Wat doet u de komende week?
„Ik ga twee weken naar mijn vakantiehuis in Frankrijk. Ik kan het niet verdragen om nu in het Concertgebouw naar mijn collega’s te luisteren, terwijl ik daar zelf zou spelen.
„Het is voor het eerst van mijn leven dat ik een tournee moet afzeggen. Dat is heel verdrietig voor mij, maar nog veel meer voor de mensen om me heen. De solisten, de mensen in het koor en orkest rekenden op twee weken werk en ik heb mijn afspraak niet na kunnen komen. Dat voelt als een hele slechte daad. Ik heb het de mensen persoonlijk uitgelegd, omdat ik de verantwoordelijkheid draag en ik daarom de confrontatie met hen moest aandurven. Omdat ik zelf ook slachtoffer ben, was het voor hen makkelijker te begrijpen.”

Is het extra moeilijk dat het de Matthäuspassion betreft, het hoogtepunt in het muzikale jaar?
„Ja, dat is zeker waar. Maar het doet vooral pijn omdat het zo onnodig was. Het Fonds voor de Podiumkunsten heeft – in haar grote wijsheid, zal ik maar zeggen – besloten ons geen subsidie meer toe te kennen. De Engelse krant The Guardian noemde dat a criminal act, een misdaad. En zo zie ik het ook: het is een bewuste actie geweest tegen ons. Van wie? Dat kan ik niet bewijzen. Maar gezien het juridische steekspel, het extra werk dat het ministerie en de landsadvocaat hebben verricht om het besluit juridisch dicht te timmeren, denk ik dat iemand eropuit was ervoor te zorgen dat wij geen subsidie zouden krijgen.
„Misschien heeft het kwaad bloed gezet dat ik twee jaar geleden al heb geroepen dat ik naar Bordeaux zou verhuizen, omdat de subsidiëring in Frankrijk beter was. Hoe dan ook is de commissie heel anders met ons plan omgegaan dan andere jaren. Toen was er ook weleens kritiek, maar dan zei men: ’Luister eens Ton, er zijn een paar dingen onduidelijk’ of: ’Er staan een paar fouten in, kom eens langs’. Ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen dat ze nu niet hebben gedacht: ’We moeten even contact opnemen en nadere informatie vragen’, dat ze gewoon met één pennestreek hebben gezegd: weg.”

U klinkt nog steeds erg boos.
„Ik bén erg boos. Als ik kon begrijpen waarom dit gebeurde, kon ik ermee leven. Maar ik kan het absoluut niet begrijpen. En dat vind ik heel erg. In het jaar dat we dertig jaar bestaan, krijg ik te horen: ’flikker maar op, het is voorbij’.
„Oké, je kunt best kritiek op ons plan hebben. Sommige dingen heeft de commissie goed gezien. Maar ze hebben veel te veel naar de regeltjes gekeken. Het plan moest worden geschreven zoals zij het wilden. Nou, dat is bij ons niet intelligent gedaan, dat geef ik toe. Wij hebben het gedaan zoals we het altijd al deden. Vervolgens wordt een plan op deze regeltjes beoordeeld. Daarmee geef je het ABO wellicht de doodsteek.”

Loopt het daarop uit, op het einde van uw orkest?
„Ik durf het niet te zeggen. Het kantoortje van het ABO, daar in de tuin, staat nu leeg. Het hele bestuur is ontslagen, zes mensen zijn er weg. De schuld die door koor en orkest is opgebouwd, heb ik op me genomen door een extra hypotheek op mijn huis te nemen.”
De kritiek van het Fonds was ook dat u weinig onderscheidend of vernieuwend bent in tegenstelling tot jonge ensembles als Holland Baroque Society. Kwaliteit alleen is niet genoeg.
„Is het Concertgebouworkest vernieuwend? Nee. Ga je ze daarom opheffen? Ik gun Holland Baroque Society zijn subsidie – veel van de leden hebben nog in mijn orkest gespeeld of les van me gehad – maar vernieuwend zijn is heel betrekkelijk. De componisten die we spelen zijn allemaal al dood. En ik kan wel een programma doen over vogels of obscure, matige componisten spelen, of André Rieu vragen om bij mij de Vier Jaargetijden van Vivaldi te komen spelen, maar dat is – los van mijn achting voor wat die man op zijn gebied heeft bereikt – niet mijn doel. Mijn droom is kerkmuziek uit de zeventiende en achttiende eeuw uitvoeren.
Als ik dat alleen aan de man kan brengen door iets geks te doen, hoeft het voor mij niet meer. Je gaat Bernard Haitink toch ook niet vragen om iets geks te doen?”
Koopmans problemen lijken de tijdgeest te weerspiegelen. In de jaren zeventig overrompelde hij als organist, klavecinist en dirigent de muziekwereld met zijn ontdekkingen over hoe barokmuziek authentiek uitgevoerd moest worden: sneller, dansanter, met kortere noten, zonder vibrato. De authentieke beweging was avant garde. Koopman speelde met lang haar op protestbijeenkomsten tegen de oorlog in Vietnam. Niet het Concertgebouw, maar de poptempel Paradiso was zijn podium.
Langzaamaan nam de gevestigde muziekwereld de denkbeelden van deze beweging over. Koopman groeide uit tot het gerespecteerde boegbeeld van de oude-muziekbeweging, symfonieorkesten vormden in barokmuziek hun spel naar zijn inzichten.
Nu wordt hij als gespecialiseerd dirigent gevraagd door alle grote orkesten ter wereld: The New York Philharmonic, the Boston Symphony Orchestra, The Berliner Philharmoniker. Maar je kunt je afvragen of de specialisten in oude muziek nog wel nodig zijn nu de allround dirigenten en orkesten ook wel weten hoe je barokmuziek uit moet voeren. Overal ter wereld worstelen barokorkesten met de weggevallen platencontracten.

Begint uw specialisme een beetje overbodig te worden?
„Ik zie dat niet terug in de publieke belangstelling. Er komt een ander publiek als ik de Matthäuspassion met mijn eigen barokorkest breng. De een houdt meer van moderne, de ander meer van barokinstrumenten.”

Het is waar dat gewone orkesten ook heel goed barokmuziek kunnen spelen. Als daar een authentieke dirigent voor staat, kan daar een interessant resultaat uitkomen. Maar het is wel anders dan bij een barokorkest.
„Barokmuziek heeft altijd jong publiek getrokken. Kennelijk is de emotie die bij barok hoort attractief voor jongeren, studenten. Dat zie je over de hele wereld. Het is niet de wereld van Mahler, Bruckner of Richard Strauss, die ik ook niet begrijp. Daar ben ik kennelijk nog te jong voor. Bij barokmuziek wil je lachen, een glas wijn drinken, en soms, plotseling, word je heel diep geraakt.
„Maar een barokorkest fungeert ook als de spiegel voor een gewoon orkest. Het heeft de klankwereld van de oude muziek in zich. Ik ken veel mensen die op moderne instrumenten spelen – waar ook ter wereld – en aan mij vragen: mag ik een uurtje langskomen om uit te zoeken hoe ik op een modern instrument Bach zo dicht mogelijk benader. Sommigen willen niet dat hun collega’s weten dat ze bij me komen. Ik doe het altijd graag, of het nu een harpist of een marimbaspeler is. Want hoe meer je van deze muziek weet, hoe beter je het speelt.”

Blijft het soort onderzoek dat u altijd hebt gedaan daarom nodig? Weten we het niet allemaal al?
„Als je een componist verdedigt die allang dood is, heb je een erezaak. Bij moderne musici zoals Reinbert de Leeuw, zit de componist vaak bij de repetities. Die zegt dan of iets sneller moet of non-vibrato of wat dan ook. Maar als de componist dood is, is het de taak van de uitvoerenden om te weten wat de componist wilde. Dat moet natuurlijk niet uitmonden in een universitaire lezing op het podium, je moet bovenal muzikaal spelen.
„We moeten accepteren dat we in een andere tijd leven. Die klinkt ongemerkt in de muziek door. In barokmuziek is ritme heel belangrijk. Dat is iets waar we tegenwoordig veel van houden. Ik ook, mijn vader was jazzmusicus. Maar misschien overdrijven we dat ritme wel. Ik stel me altijd voor dat Bach gedanst heeft op de bruiloften van zijn kinderen. Maar misschien zie ik dat wel verkeerd.”

Nu u over muziek praat, bent u meteen weer enthousiast. Zo herken ik u weer. Dat negatieve is niets voor u.
„Mijn probleem is dat ik momenteel zo afgeleid word van de dingen die ik het liefst doe. Ik zou graag weer gewoon klavecimbel studeren. Daarvoor moet je in rustiger vaarwater komen. Nu ben ik dagelijks aan het bellen met impresariaten. Ik probeer ieder project te redden. Het Fonds wil dat we meer in Nederland optreden. Daar ben ik het mee eens, maar dat kan ik nu niet financieren. Tenzij er iemand als sponsor binnenvalt. Daar heb ik vanmorgen over zitten praten. Het is heel fijn te merken dat mensen bereid zijn mee te denken over oplossingen. Het is hoognodig dat er mensen komen die goed zijn in zaken oppakken. Dan kan ik door met muziek maken en mensen warm maken voor de dingen waar ik in geloof.
„Ik heb nu een commissie van vooral financiële mensen die meepraten over hoe we dit moeten oplossen. Mensen uit de milieuhoek, Wouter van Dieren bijvoorbeeld. Dit is echt de zakenwereld, mensen met enorme netwerken. Die moeten we gaan combineren met een paar mensen uit de muziekwereld. Maar deze zakelijke kant is echt belangrijk. We denken nu dat een privémecenaat de meest kansrijke oplossing is.”

Het fonds ziet uw artistieke meerwaarde niet meer. Je kunt uit die conclusie ook lezen dat er een nieuwe generatie musici aan bod komt. U wordt dit jaar 65. Moeten de ouderen niet eens opschuiven?
„De directeur van het Haags Conservatorium heeft me net gevraagd om nog vijf jaar door te gaan met lesgeven. Als ik zie hoeveel jongeren staan te popelen om in mijn koor en orkest te gaan, als ik de publieke belangstelling voor onze concerten zie, dan denk ik niet dat ik moet stoppen.
„Leeftijd zegt niks. Van Bach wordt gezegd dat hij op zijn 56ste sneller met zijn voeten kon spelen dan een jonger organist met zijn handen. Dat stadium heb ik nog niet bereikt, maar ik kan nog steeds heel snel spelen. Het is minder een kwestie van leeftijd dan van temperament wat iemand nog kan spelen. Gustav Leonhardt is tachtig, maar die kan nog ongelooflijk snel spelen. Die vingers blijven wel lopen zolang je geen artrose krijgt.”

U kijkt op tegen tachtigjarigen als Haitink en Leonhardt. U bent dus nog een jonkie.
„Ja. Ik heb al gezegd dat ik door wil gaan tot mijn 85ste als ik gezond blijf. Dat is dus nu mijn eerste streven. Ik moet er niet aan denken om te stoppen. Mijn agenda zit trouwens helemaal vol tot 2013.”

Verandert het muziek maken naarmate u ouder wordt?
„Wat verandert is dat ik vrijer wordt. Ik heb lang met de muziek geleefd. Als je net begint kan de gedachte dat je een componist moet verdedigen, een zekere starheid teweeg brengen. Ik vind van mezelf dat ik op oude opnames veel te star speel. En dat terwijl ik werd aangevallen omdat ik te snel speelde. Maar nu speel ik vrijer.
„Mensen zeggen vaak dat het tempo hoog is als ik dirigeer. Maar ze vergeten dat ik soms ook extreem langzaam ben. Barokmuziek gaat over contrasten.”

Hoe lang duurt bij u de Matthauspassion?
„Volgens mij duurde de laatste live opname twee uur en twintig minuten. Dat is echt niet zo snel. Bij mij klinkt de aria ’Aus Liebe’ minstens zo langzaam als bij anderen. Maar de recitatieven zijn wel snel. Ze zijn immers gesproken, vertellen een verhaal.”

En hoe snel klinkt de Matthäus straks in Zürich?
„Dat weet ik nog niet, want je maakt met elkaar muziek en daar komt iets uit. Belangrijk is dat je een natuurlijke stroom in het stuk krijgt. De muziek mag niet stilstaan, tenzij bij een moment van grote inkeer. Met het Tonhalle Orchester heb ik veel Bach gedaan. Ik weet niet wanneer ze de Matthäus voor het laatst hebben gedaan en met wie, maar het wordt vast leuk. Het is een heel goed en open orkest.

Is het raar voor u om de Matthäus wel met een ander orkest te doen?
„Zeker zo vlak voor de repetities voor de Matthäuspassion heb ik het er moeilijk mee. Zondag sta ik tegenover een paar solisten die ook bij mijn orkest mee zouden doen. Ik weet wat ik die mensen heb aangedaan.”

Wordt dat moeilijk dirigeren?
„Nee, als ik muziek maak, ben ik dit allemaal vergeten. Ik moet verder kijken, niet alleen negatief doen. Maar ik voel toch dat alle ogen op mij zijn gericht: hoe gaan we dit oplossen? Ik ben helemaal niet goed in het werven van sponsors enzo.”

Tegenover het negatieve subsidieadvies staat voor u persoonlijk een reeks successen. U wordt bij de beste orkesten ter wereld gevraagd.
„Ik zeg altijd: met mij gaat het wel goed. Dat is het wrange. Het ABO is toch het kind dat ik op de wereld heb gezet. Ik zie er iets bijzonders in. Daarom wil ik het koesteren. En als er dan om onbegrijpelijke redenen ernstige tegenwind komt, dan is dat bitter. Je voelt je eerst verdrietig, dan bitter en tot slot optimistisch. Ik hoop dat de hand die me toegestoken wordt echt zal helpen.
„Er was laatst een mevrouw die tegen me zei: ’Er wonen hier zoveel welgestelde mensen. We zouden toch trots moeten zijn dat Ton in het Gooi woont en als Gooienaren het benodigde bedrag op tafel leggen’. Zoiets is hartverwarmend om te horen. Dat verzacht de bitterheid.”

woensdag 18 maart 2009

Choc-onderscheiding voor Léon Berben


Léon Berben heeft recentelijk ook een choc ontvangen voor de eerder genoemde cd met muziek van de Spaanse componist Juan Cabanilles.

dinsdag 10 maart 2009

Recensie cd met werk van Cabanilles

Er is een positieve recensie verschenen in Concerto, het magazine voor oude muziek in Duitsland, van de reeds bekroonde cd van Leon Berben, met werk van Cabanilles. Zoals eerder op deze blog is aangegeven bespeelt hij op deze cd het fraaie orgel van de Saint Martin te Tours. Wanneer u op de foto klkt, kunt u de Duitstalige recensie lezen:

maandag 2 maart 2009

In het Rd van maandag staat het interessante interview met Philippe Herreweghe

De man achter het merk Herreweghe

Herreweghe is een merk. Wie zegt voor de uitvoering van de cantates van Bach het liefst een cd van Philippe Herreweghe aan te schaffen, bedoelt daarmee dat alleen het beste goed genoeg is. De man achter het merk is een breed georiënteerde en gepassioneerde dirigent. Verslag van een ontmoeting in België.

Het is nog niet zo eenvoudig om een afspraak te maken met Herreweghe. De contacten lopen via harmonia mundi Nederland, dat afhankelijk is van de platenmaatschappij in Frankrijk, die het verzoek weer moet neerleggen bij het ensemble Collegium Vocale Gent. Op de aangegeven data zou het toch niet schikken bij de dirigent.
Totdat Herreweghe zelf belt. „Ik zie in m’n agenda dat we deze week een afspraak hadden”, klinkt het allervriendelijkst met een zwaar Vlaams accent. „Dat gaat niet meer lukken.”
Of het mogelijk is hem thuis op te zoeken? „Dan moet ge naar Italië komen. Als ik in mijn huis in Brussel of Frankrijk verblijf, ben ik continu aan het werk. Als ik even vrij heb, ben ik in Italië.”
Het wordt Antwerpen, na afloop van een repetitie in het Filharmonisch Huis aldaar.

Diamant
Deze middag staat Igor Stravinsky op het programma. Met een selectie uit het Vlaamse symfonieorkest deFilharmonie en uit het vocaal ensemble Collegium Vocale Gent voert Herreweghe aan het eind van de week een programma uit met onder andere de Mis en de Psalmensymfonie van deze 20e-eeuwse Russische componist.
Met vaart dirigeert Herreweghe -zwarte broek, wit poloshirt, voorovergebogen, priemende ogen door de ronde brillenglazen- de musici door de lastige partituur. Ondertussen heeft hij oor voor het kleinste detail. Een trombonist moet het ontgelden als hij keer op keer geen zuivere kwartsprong weet te maken.
De musici vormen een bont internationaal gezelschap. Maar Herreweghe schakelt moeiteloos tussen Vlaams, Duits, Engels en Frans. Toch kan een van de zangers het niet helemaal volgen. Waar zij dan vandaan komt? „Russia.” Tja, dat wordt moeilijk.
Over hoe het Kyrie -„een blinkende diamant”- aan het eind van de repetitie klinkt, is de dirigent enthousiast. „Wonderful! Sehr gut!” Morgen moeten de musici weer om 10.00 uur klaarstaan.
Het is leerzaam om onder leiding van Herreweghe te werken, zegt een van de instrumentalisten na afloop. „Hij is een zeer muzikaal mens, die weet wat hij wil. Soms is hij echter wel wat chaotisch en warrig. Dan verkeert hij in hogere sferen. Hij heeft dan iets in zijn hoofd, maar kan op dat moment niet goed op ons overdragen wat hij nu precies wil.”

Langzame tred
Zo energiek en krachtig als hij achter de lessenaar stond, zo vermoeid en oud oogt Herreweghe als hij even later -lange zwarte jas, soort keppeltje op- met langzame tred naar zijn zwarte Audi loopt. Hij wil het gesprek graag in een restaurant voeren, zodat hij ondertussen kan eten. „Dan hoeft dat niet meer als ik in Brussel kom; kan ik direct door met voorbereiden voor morgen.”
Of hij veel interviews heeft? „Acht per week”, zegt hij met gevoel voor overdrijving.
En dan al die uren in de auto, kriskras door de Benelux. „Dat is het meest vermoeiende van mijn bestaan.” Niet dat hij niks doet, al die tijd achter het stuur. „Dit is mijn persoonlijke studio”, wijst hij rond. „Hier beluister ik opnamen van musici die willen dat ik hen beoordeel.”
In de eetgelegenheid aan de haven is Herreweghe duidelijk een bekende; hij wordt met alle egards begroet.
Als hij even later aan tafel zit, laat hij zijn agenda zien. Die is bijna volledig ingekleurd. „Het Collegium Vocale Gent, deFilharmonie, het Orchestre des Champs-Elysées, La Chapelle Royale: alles heeft een andere kleur. En zoals je ziet, is er de komende maanden maar weinig wit.” Hij werkt zo’n tachtig uur per week. „Ik heb nogal veel energie; ik kan bergen verzetten.”
Ondanks de drukte geniet Herreweghe met volle teugen. „Ik heb een heerlijk leven, fantastisch. Mijn hele leven is muziek.” Van ophouden wil de nu 61-jarige dirigent niet horen. „Ik ga door tot ik erbij doodval.”
Zijn vrouw, de uit Rotterdam afkomstige Ageet Zweistra, kent het leven van een musicus. Ze is een bekende celliste en voert onder andere het Franse Orchestre des Champs-Elysées aan. „Helaas hebben we geen kinderen”, zegt Herreweghe.

Jezuïeten
Philippe groeit op in een „burgerlijk” gezin, waar niet echt veel interesse voor cultuur is. Zijn ouders sturen hem naar school bij de jezuïeten. „Een zeer goede school, wel streng. Maar deze jezuïeten waren mooie mensen.”
Religie speelt een grote rol tijdens de opleiding. „Iedereen was religieus. Alle dagen gingen we naar de mis. Daar heb ik leren zingen in het koor.”
Of hij nu nog gelovig is? „Dat verschilt per periode: op en af. Ik zit nu in een negatieve fase. Ik ben geen vurig katholiek meer; ik geloof nog een klein beetje.” Desondanks is hij blij met zijn godsdienstige achtergrond. „Bij het uitvoeren van geestelijke werken is het van belang dat je kunt aanvoelen waar het om gaat.”
Bij de jezuïeten leert hij ook de cultuur kennen. „Ik heb zeven jaar Latijn en Grieks gehad, retorica kwam ook aan de orde.” Met name de latere bekende auteur Herwig Arts drukt een groot stempel op de jonge Philippe. „Hij organiseerde als docent na de les aparte cultuursessies over schilderkunst, poëzie, muziek. Hij heeft mijn gevoel voor schoonheid aangewakkerd.”
Naast school gaat Philippe „zeer vroeg” naar het conservatorium om piano te studeren: als 7-jarig jochie. Op z’n vijftiende behaalt hij z’n diploma. Intussen krijg hij als 14-jarige bij het jezuïetenkoor het dirigeerstokje in handen gedrukt. „Ik had een zeker talent, denk ik.”
Toch wil hij niet de muziek in. Hij kiest voor de studie geneeskunde en psychiatrie aan de universiteit van Gent, waar hij in 1975 afstudeert als psychiater.

Barokmuziek
Intussen rolt het muzikale balletje verder. Herreweghe richt als student in 1970 een koor op: het Collegium Vocale Gent. Het wordt een succes. „Het waren gewoon vriendinnen bij mij uit de straat, onder wie Dominique Verkinderen, later getrouwd met de Belgische premier Guy Verhofstadt. Toevallig pasten de zangers ongelooflijk goed bij elkaar. Ik had blijkbaar talent om de goede stemmen eruit te halen. Het was en is een fantastische groep.”
Met zijn koor legt hij zich toe op het uitvoeren van barokmuziek op authentieke wijze. Dat wordt bekend bij grootheden op dat terrein als Nicolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt. Zij vragen Herreweghe mee te doen aan een project om alle cantates van Bach uit te voeren. „Een enorme eer. Ik voelde me een snotaap. Maar op deze manier plukten wij de vruchten van de bloei van de oudemuziekbeweging.”
'Vooral Leonhardt noemt Herreweghe met ere. „Hij is een van de beroemdste klavecinisten van de 20e eeuw. Hoe hij Bach speelt, dat grenst aan het ongelooflijke. Hij is mijn meester op het gebied van de oude muziek. De katalysator, mijn muzikale mentor en geestelijke vader.”
Herreweghe gaat verder. In 1977 sticht hij in Parijs het vocaal en instrumentaal ensemble La Chapelle Royale, waarmee hij Franse barokmuziek uitvoert.
Gaandeweg wordt hij een van de sterdirigenten op het terrein van de barokmuziek, in één adem genoemd met John Eliot Gardiner, Harnoncourt, Ton Koopman en Masaaki Suzuki. Zijn oudemuziekproducten verschijnen vooral op het prestigieuze Franse label harmonia mundi.

Omslag
Rond z’n veertigste vindt er echter een omslag plaats. Herreweghe richt het Orchestre des Champs-Elysées op, dat gespecialiseerd is in repertoire uit de romantische en preromantische periode op originele instrumenten. En weer later verbindt hij zich aan het Antwerpse symfonieorkest deFilharmonie, waarmee hij klassieke en eigentijdse muziek uitvoert. In een groots project nam hij met deFilharmonie alle symfonieën van Beethoven op.
„Ik ben in feite als dirigent autodidact. Gaandeweg leerde ik vanuit de oude muziek steeds meer latere muziek kennen. En toen voelde het barokrepertoire alleen ineens te eng. Zo ben ik de orkestwereld binnengerold.”
Hij noemt het „eigenaardig” als je je als dirigent beperkt tot de 18e eeuw. „Bij mensen als Leonhardt, die ik zeer hoog heb staan, houdt de muziek op bij de moderne wereld van na de Franse Revolutie. Dat is dikwijls zeer bekrompen. Zo denkt men in Staphorst, tenminste zoals ik over dat dorp hoor praten. Ik vind zo’n beperkte visie stompzinnig.”
De bloeiperiode van de oude muziek is volgens hem voorbij. „Daar moet je niet in blijven steken. Natuurlijk, Bachs muziek is van zeer grote kwaliteit. En we hebben de edele taak om die te blijven uitvoeren. Maar als je eerlijk bent, doe je niets nieuws als je een cantate van Bach opneemt. Op een bepaalde manier is dat opgewarmde kost.”
Herreweghe wil dan ook niet als puritein te boek staan. „Ik houd van kwaliteit en van een zeer brede blik op de cultuur. Ik wordt geboeid door een bepaalde componist, en dan ga ik er helemaal voor. Ik vlinder zogezegd van bloem naar bloem. Het leven als musicus is al zo’n beperking. Dan wil ik binnen die muziekwereld graag zo veel mogelijk goede muziek leren kennen en uitvoeren. Inderdaad, je kunt niet alles even goed uitvoeren. Als je het maar eerlijk doet en met enthousiasme.”
Hij heeft genoten van het opnemen van de laatste cd met renaissancemuziek van Orlando di Lasso. „Maar ik beleef net zo veel vreugde aan een symfonie van Beethoven. Ik wil enkel muziek maken. En dat bevalt me goed.”
Wie voor hem de grootste componist is? „Ongetwijfeld Beethoven. Die torent hoog uit boven alle andere componisten. Hij was een genie.”

woensdag 28 januari 2009

Orgelcd met werken van C. Ph. E. Bach

Léon Berben heeft een aantal weken geleden een nieuwe cd uitgebracht bij het nieuwe label Misty records. Hij bespeelt het orgel van de Kleine van de Evan-gelische Kirchenge-meinde Eckenhage werken van Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788). Het zou aardig zijn dat Berben ook de andere werken van Carl Philipp Emanuel gaat opnemen. Op deze cd staan inmiddels de helft van de sonaten, en een aanvulling met de fuga's en koraalvoor-spelen zou een aanwinst zijn.
Zie voor het uitvoerige programma van de gespeelde werken de foto van de achterzijde van de cd.
Wanneer u op de foto klinkt wordt deze vergroot.

maandag 26 januari 2009

In het Reformatorisch Dagblad staat het volgende bericht:

Geen Matthäus Passion door geldproblemen

AMSTERDAM – Het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir van Ton Koopman heeft een tournee met de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach geannuleerd.

Het beroemde ensemble kan de tour niet maken als gevolg van geldproblemen. Enerzijds speelt de kredietcrisis een rol, anderzijds het feit dat het ensemble subsidie is misgelopen.
Op 1 april zou de productie onder leiding van oprichter en dirigent Ton Koopman beginnen met een uitvoering in een goeddeels uitverkocht Concertgebouw in Amsterdam. Dit concert gaat eveneens niet door.
Hierna stonden uitvoeringen in Duitsland, Spanje en Italië op het programma. Als gevolg van de internationale kredietcrisis haakte als eerste een Nederlandse sponsor, goed voor twee concerten, af.
„Normaal gesproken had het orkest in zo’n noodsituatie overheidssubsidie kunnen aanwenden om zo’n acuut ontstaan financieel gat te dichten. Maar dit kan niet gebeuren omdat ons vorig jaar een meerjarige overheidssubsidie is ontzegd”, aldus Koopman. Volgens hem was dat om „zuiver bureaucratische redenen.”
De dirigent roept daarom vermogende liefhebbers van klassieke muziek op om het ensemble te helpen. „Het gaat niet om een groot financieel gat in onze jaarbegroting. Het overgrote deel daarvan weten wij namelijk zelf te verdienen. Maar zonder een zekere financiële basissteun is onder meer het draaiend houden van de noodzakelijk organisatie van het ensemble ondoenlijk”, zegt Koopman.
Het Concertgebouw zoekt nog naar een vervangend ensemble voor het concert op 1 april. Mensen die kaarten hebben gekocht voor de uitvoering van die dag, krijgen zo spoedig mogelijk thuis bericht. Mensen die zich niet kunnen vinden in de vervanging kunnen restitutie krijgen, aldus een woordvoerster.
Zij benadrukt dat het Concertgebouw de financiële problemen van het orkest zeer betreurt.


De Telegraaf geeft ook informatie over deze dramatische drooglegging:


Ton Koopman annuleert Matthäus-Passion in het Concertgebouw

„Stoppen kan ik niet”

door THIEMO WIND

AMSTERDAM, Het Concertgebouw heeft nog geen annuleringen binnengekregen ten gevolge van de kredietcrisis, meldde deze krant vier dagen geleden. Maar nu is de eerste afzegging een feit. Ton Koopman zou op 1 april de Matthäus-Passion van Bach dirigeren in de serie Wereldberoemde Barokorkesten. Dit weekeinde heeft hij moeten beslissen de hele tournee af te blazen, inclusief het concert in Amsterdam. Het is geen grap. „De musici zijn zeer aangeslagen”, zegt de dirigent.
Voor Koopman begon de misère toen de Rabobank besloot twee geplande sponsorconcerten in Leiden geen doorgang te laten vinden. De volgende tegenslag kwam uit Spanje, waar de crisis dusdanig om zich heen slaat dat muziekfestivals zwaar worden gekort. Ook in Madrid zijn het Amsterdams Barokorkest & Koor van Koopman plotseling niet meer welkom met de Matthäus. Daardoor is de tournee, die ook naar Duitsland en Italië zou voeren, niet meer rendabel te krijgen.
„Vroeger waren zulke tegenslagen nog wel met subsidie op te vangen”, vertelt Koopman. Maar zoals bekend is hij die ondersteuning van overheidswege sinds 1 januari kwijt. Gerechtelijke stappen tegen deze beslissing zal Koopman niet meer nemen. „De landsadvocaat heeft alles laten dichttimmeren.” De dirigent heeft zijn kantoorpersoneel inmiddels ontslagen, het bestuur is met gebogen hoofd opgestapt. „Als het aan mij ligt, vraag ik nooit meer subsidie aan in Nederland. Daarvoor voel ik me te zeer geschoffeerd. Ik moet toegeven: dit hebben we verloren. Maar ik wil niet als huilebalk bekend staan. De spirit is ongebroken.”

Problemen
Eerder dreigde Koopman desnoods naar Frankrijk te verhuizen, maar dit is door de economische crisis ook geen optie meer. Hij weet te melden dat zijn collega Marc Minkowski daar in de problemen zit. „Positief als ik ben, ben ik nu toch negatiever dan voorheen. Ik vestig mijn hoop op welgestelde Nederlanders die wellicht een financiële basis onder ons ensemble willen leggen.”

zondag 18 januari 2009

Johan Helmich Roman

In 2008 is een fraaie dubbel-cd verschenen, bij Naxos, met werk van de Zweedse componist Johan Helmich Roman (1694-1758), uitgevoerd door musici die deel hebben uitgemaakt van het bekende ensemble Musica Antiqua Köln. Het betreft hier de 12 sonates voor fluit (1727), en worden uitgevoerd door Verena Fischer (traverso), Klaus-Dieter Brandt (cello), en Léon Berben (klave-cimbel), op authentieke instrumenten.

Op de tweede foto ziet u, wanneer u daarop klikt, de gespeelde werken.
De muziek van Roman ligt goed in het gehoor, mede vanwege de mooi drive, en het speelse spel van Fischer, Brandt en Berben. Het is een genot om deze muziek te beluisteren: echte 'Tafelmuziek', die je regelmatig zult draaien.