zaterdag 4 april 2009

Interview met Ton Koopman (Trouw 4 april 2009)

In het Dagblad Trouw (bijlage Verdieping, blz. 32-33) staat een interview met Ton Koopman

Ton Koopman 'Ik zou graag weer klavecimbel studeren'

Sandra Kooke

Bijna veertig jaar heeft Ton Koopman fier aan het hoofd van de authentieke-muziekbeweging gestaan. Nu heeft het Fonds van de Podiumkunsten plotseling zijn subsidie ingetrokken en laten sponsors het afweten. Om te voorkomen dat zijn muziekimperium instort, besteedt Koopman al zijn tijd aan regelwerk.

Onder de kapstok in de hal staat een koffer klaar. Over enkele uren vertrekt Ton Koopman van Bussum naar Zürich waar hij ’s avonds de Matthäuspassion van Bach zal repeteren met het Tonhalle-Orchester. Maar op dit moment, vrijdagochtend 10 uur, voert Koopman, gekleed in blauw overhemd, spencer en colbert, een zakelijk gesprek over financiën. In de huiselijke woonkeuken, dat wel.
Eigenlijk staat Koopman (64) het liefst in hemdsmouwen orkestrepetities te leiden. Of trapt met zijn voeten op de pedalen van een orgel. Sinds Koopman als veertienjarige het orgel van de kerk in Zwolle bespeelde, gaat het in zijn leven over niets anders dan muziek.
Dat zakelijke gesprekken plotseling een vast onderdeel van zijn leven zijn geworden, is dan ook niet uit vrije wil. Koopman vecht voor het voortbestaan van het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, dat hij precies dertig jaar geleden oprichtte. Dat krijgt geen subsidie meer, besloot het Fonds voor de Podiumkunsten onlangs. Ze hadden 800.000 euro gevraagd. Het heeft Koopman diep geraakt. Hij voelt zich persoonlijk aangevallen.
Door geldgebrek was Koopman gedwongen de Matthäus-tournee met zijn eigen orkest af te zeggen. Niet Koopman en het ABO & C stonden afgelopen woensdag in het Concertgebouw in Amsterdam, maar Mark Padmore en The Orchestra of the Age of Enlightenment. Tot na Pasen is Koopman plotseling vrij.

Wat doet u de komende week?
„Ik ga twee weken naar mijn vakantiehuis in Frankrijk. Ik kan het niet verdragen om nu in het Concertgebouw naar mijn collega’s te luisteren, terwijl ik daar zelf zou spelen.
„Het is voor het eerst van mijn leven dat ik een tournee moet afzeggen. Dat is heel verdrietig voor mij, maar nog veel meer voor de mensen om me heen. De solisten, de mensen in het koor en orkest rekenden op twee weken werk en ik heb mijn afspraak niet na kunnen komen. Dat voelt als een hele slechte daad. Ik heb het de mensen persoonlijk uitgelegd, omdat ik de verantwoordelijkheid draag en ik daarom de confrontatie met hen moest aandurven. Omdat ik zelf ook slachtoffer ben, was het voor hen makkelijker te begrijpen.”

Is het extra moeilijk dat het de Matthäuspassion betreft, het hoogtepunt in het muzikale jaar?
„Ja, dat is zeker waar. Maar het doet vooral pijn omdat het zo onnodig was. Het Fonds voor de Podiumkunsten heeft – in haar grote wijsheid, zal ik maar zeggen – besloten ons geen subsidie meer toe te kennen. De Engelse krant The Guardian noemde dat a criminal act, een misdaad. En zo zie ik het ook: het is een bewuste actie geweest tegen ons. Van wie? Dat kan ik niet bewijzen. Maar gezien het juridische steekspel, het extra werk dat het ministerie en de landsadvocaat hebben verricht om het besluit juridisch dicht te timmeren, denk ik dat iemand eropuit was ervoor te zorgen dat wij geen subsidie zouden krijgen.
„Misschien heeft het kwaad bloed gezet dat ik twee jaar geleden al heb geroepen dat ik naar Bordeaux zou verhuizen, omdat de subsidiëring in Frankrijk beter was. Hoe dan ook is de commissie heel anders met ons plan omgegaan dan andere jaren. Toen was er ook weleens kritiek, maar dan zei men: ’Luister eens Ton, er zijn een paar dingen onduidelijk’ of: ’Er staan een paar fouten in, kom eens langs’. Ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen dat ze nu niet hebben gedacht: ’We moeten even contact opnemen en nadere informatie vragen’, dat ze gewoon met één pennestreek hebben gezegd: weg.”

U klinkt nog steeds erg boos.
„Ik bén erg boos. Als ik kon begrijpen waarom dit gebeurde, kon ik ermee leven. Maar ik kan het absoluut niet begrijpen. En dat vind ik heel erg. In het jaar dat we dertig jaar bestaan, krijg ik te horen: ’flikker maar op, het is voorbij’.
„Oké, je kunt best kritiek op ons plan hebben. Sommige dingen heeft de commissie goed gezien. Maar ze hebben veel te veel naar de regeltjes gekeken. Het plan moest worden geschreven zoals zij het wilden. Nou, dat is bij ons niet intelligent gedaan, dat geef ik toe. Wij hebben het gedaan zoals we het altijd al deden. Vervolgens wordt een plan op deze regeltjes beoordeeld. Daarmee geef je het ABO wellicht de doodsteek.”

Loopt het daarop uit, op het einde van uw orkest?
„Ik durf het niet te zeggen. Het kantoortje van het ABO, daar in de tuin, staat nu leeg. Het hele bestuur is ontslagen, zes mensen zijn er weg. De schuld die door koor en orkest is opgebouwd, heb ik op me genomen door een extra hypotheek op mijn huis te nemen.”
De kritiek van het Fonds was ook dat u weinig onderscheidend of vernieuwend bent in tegenstelling tot jonge ensembles als Holland Baroque Society. Kwaliteit alleen is niet genoeg.
„Is het Concertgebouworkest vernieuwend? Nee. Ga je ze daarom opheffen? Ik gun Holland Baroque Society zijn subsidie – veel van de leden hebben nog in mijn orkest gespeeld of les van me gehad – maar vernieuwend zijn is heel betrekkelijk. De componisten die we spelen zijn allemaal al dood. En ik kan wel een programma doen over vogels of obscure, matige componisten spelen, of André Rieu vragen om bij mij de Vier Jaargetijden van Vivaldi te komen spelen, maar dat is – los van mijn achting voor wat die man op zijn gebied heeft bereikt – niet mijn doel. Mijn droom is kerkmuziek uit de zeventiende en achttiende eeuw uitvoeren.
Als ik dat alleen aan de man kan brengen door iets geks te doen, hoeft het voor mij niet meer. Je gaat Bernard Haitink toch ook niet vragen om iets geks te doen?”
Koopmans problemen lijken de tijdgeest te weerspiegelen. In de jaren zeventig overrompelde hij als organist, klavecinist en dirigent de muziekwereld met zijn ontdekkingen over hoe barokmuziek authentiek uitgevoerd moest worden: sneller, dansanter, met kortere noten, zonder vibrato. De authentieke beweging was avant garde. Koopman speelde met lang haar op protestbijeenkomsten tegen de oorlog in Vietnam. Niet het Concertgebouw, maar de poptempel Paradiso was zijn podium.
Langzaamaan nam de gevestigde muziekwereld de denkbeelden van deze beweging over. Koopman groeide uit tot het gerespecteerde boegbeeld van de oude-muziekbeweging, symfonieorkesten vormden in barokmuziek hun spel naar zijn inzichten.
Nu wordt hij als gespecialiseerd dirigent gevraagd door alle grote orkesten ter wereld: The New York Philharmonic, the Boston Symphony Orchestra, The Berliner Philharmoniker. Maar je kunt je afvragen of de specialisten in oude muziek nog wel nodig zijn nu de allround dirigenten en orkesten ook wel weten hoe je barokmuziek uit moet voeren. Overal ter wereld worstelen barokorkesten met de weggevallen platencontracten.

Begint uw specialisme een beetje overbodig te worden?
„Ik zie dat niet terug in de publieke belangstelling. Er komt een ander publiek als ik de Matthäuspassion met mijn eigen barokorkest breng. De een houdt meer van moderne, de ander meer van barokinstrumenten.”

Het is waar dat gewone orkesten ook heel goed barokmuziek kunnen spelen. Als daar een authentieke dirigent voor staat, kan daar een interessant resultaat uitkomen. Maar het is wel anders dan bij een barokorkest.
„Barokmuziek heeft altijd jong publiek getrokken. Kennelijk is de emotie die bij barok hoort attractief voor jongeren, studenten. Dat zie je over de hele wereld. Het is niet de wereld van Mahler, Bruckner of Richard Strauss, die ik ook niet begrijp. Daar ben ik kennelijk nog te jong voor. Bij barokmuziek wil je lachen, een glas wijn drinken, en soms, plotseling, word je heel diep geraakt.
„Maar een barokorkest fungeert ook als de spiegel voor een gewoon orkest. Het heeft de klankwereld van de oude muziek in zich. Ik ken veel mensen die op moderne instrumenten spelen – waar ook ter wereld – en aan mij vragen: mag ik een uurtje langskomen om uit te zoeken hoe ik op een modern instrument Bach zo dicht mogelijk benader. Sommigen willen niet dat hun collega’s weten dat ze bij me komen. Ik doe het altijd graag, of het nu een harpist of een marimbaspeler is. Want hoe meer je van deze muziek weet, hoe beter je het speelt.”

Blijft het soort onderzoek dat u altijd hebt gedaan daarom nodig? Weten we het niet allemaal al?
„Als je een componist verdedigt die allang dood is, heb je een erezaak. Bij moderne musici zoals Reinbert de Leeuw, zit de componist vaak bij de repetities. Die zegt dan of iets sneller moet of non-vibrato of wat dan ook. Maar als de componist dood is, is het de taak van de uitvoerenden om te weten wat de componist wilde. Dat moet natuurlijk niet uitmonden in een universitaire lezing op het podium, je moet bovenal muzikaal spelen.
„We moeten accepteren dat we in een andere tijd leven. Die klinkt ongemerkt in de muziek door. In barokmuziek is ritme heel belangrijk. Dat is iets waar we tegenwoordig veel van houden. Ik ook, mijn vader was jazzmusicus. Maar misschien overdrijven we dat ritme wel. Ik stel me altijd voor dat Bach gedanst heeft op de bruiloften van zijn kinderen. Maar misschien zie ik dat wel verkeerd.”

Nu u over muziek praat, bent u meteen weer enthousiast. Zo herken ik u weer. Dat negatieve is niets voor u.
„Mijn probleem is dat ik momenteel zo afgeleid word van de dingen die ik het liefst doe. Ik zou graag weer gewoon klavecimbel studeren. Daarvoor moet je in rustiger vaarwater komen. Nu ben ik dagelijks aan het bellen met impresariaten. Ik probeer ieder project te redden. Het Fonds wil dat we meer in Nederland optreden. Daar ben ik het mee eens, maar dat kan ik nu niet financieren. Tenzij er iemand als sponsor binnenvalt. Daar heb ik vanmorgen over zitten praten. Het is heel fijn te merken dat mensen bereid zijn mee te denken over oplossingen. Het is hoognodig dat er mensen komen die goed zijn in zaken oppakken. Dan kan ik door met muziek maken en mensen warm maken voor de dingen waar ik in geloof.
„Ik heb nu een commissie van vooral financiële mensen die meepraten over hoe we dit moeten oplossen. Mensen uit de milieuhoek, Wouter van Dieren bijvoorbeeld. Dit is echt de zakenwereld, mensen met enorme netwerken. Die moeten we gaan combineren met een paar mensen uit de muziekwereld. Maar deze zakelijke kant is echt belangrijk. We denken nu dat een privémecenaat de meest kansrijke oplossing is.”

Het fonds ziet uw artistieke meerwaarde niet meer. Je kunt uit die conclusie ook lezen dat er een nieuwe generatie musici aan bod komt. U wordt dit jaar 65. Moeten de ouderen niet eens opschuiven?
„De directeur van het Haags Conservatorium heeft me net gevraagd om nog vijf jaar door te gaan met lesgeven. Als ik zie hoeveel jongeren staan te popelen om in mijn koor en orkest te gaan, als ik de publieke belangstelling voor onze concerten zie, dan denk ik niet dat ik moet stoppen.
„Leeftijd zegt niks. Van Bach wordt gezegd dat hij op zijn 56ste sneller met zijn voeten kon spelen dan een jonger organist met zijn handen. Dat stadium heb ik nog niet bereikt, maar ik kan nog steeds heel snel spelen. Het is minder een kwestie van leeftijd dan van temperament wat iemand nog kan spelen. Gustav Leonhardt is tachtig, maar die kan nog ongelooflijk snel spelen. Die vingers blijven wel lopen zolang je geen artrose krijgt.”

U kijkt op tegen tachtigjarigen als Haitink en Leonhardt. U bent dus nog een jonkie.
„Ja. Ik heb al gezegd dat ik door wil gaan tot mijn 85ste als ik gezond blijf. Dat is dus nu mijn eerste streven. Ik moet er niet aan denken om te stoppen. Mijn agenda zit trouwens helemaal vol tot 2013.”

Verandert het muziek maken naarmate u ouder wordt?
„Wat verandert is dat ik vrijer wordt. Ik heb lang met de muziek geleefd. Als je net begint kan de gedachte dat je een componist moet verdedigen, een zekere starheid teweeg brengen. Ik vind van mezelf dat ik op oude opnames veel te star speel. En dat terwijl ik werd aangevallen omdat ik te snel speelde. Maar nu speel ik vrijer.
„Mensen zeggen vaak dat het tempo hoog is als ik dirigeer. Maar ze vergeten dat ik soms ook extreem langzaam ben. Barokmuziek gaat over contrasten.”

Hoe lang duurt bij u de Matthauspassion?
„Volgens mij duurde de laatste live opname twee uur en twintig minuten. Dat is echt niet zo snel. Bij mij klinkt de aria ’Aus Liebe’ minstens zo langzaam als bij anderen. Maar de recitatieven zijn wel snel. Ze zijn immers gesproken, vertellen een verhaal.”

En hoe snel klinkt de Matthäus straks in Zürich?
„Dat weet ik nog niet, want je maakt met elkaar muziek en daar komt iets uit. Belangrijk is dat je een natuurlijke stroom in het stuk krijgt. De muziek mag niet stilstaan, tenzij bij een moment van grote inkeer. Met het Tonhalle Orchester heb ik veel Bach gedaan. Ik weet niet wanneer ze de Matthäus voor het laatst hebben gedaan en met wie, maar het wordt vast leuk. Het is een heel goed en open orkest.

Is het raar voor u om de Matthäus wel met een ander orkest te doen?
„Zeker zo vlak voor de repetities voor de Matthäuspassion heb ik het er moeilijk mee. Zondag sta ik tegenover een paar solisten die ook bij mijn orkest mee zouden doen. Ik weet wat ik die mensen heb aangedaan.”

Wordt dat moeilijk dirigeren?
„Nee, als ik muziek maak, ben ik dit allemaal vergeten. Ik moet verder kijken, niet alleen negatief doen. Maar ik voel toch dat alle ogen op mij zijn gericht: hoe gaan we dit oplossen? Ik ben helemaal niet goed in het werven van sponsors enzo.”

Tegenover het negatieve subsidieadvies staat voor u persoonlijk een reeks successen. U wordt bij de beste orkesten ter wereld gevraagd.
„Ik zeg altijd: met mij gaat het wel goed. Dat is het wrange. Het ABO is toch het kind dat ik op de wereld heb gezet. Ik zie er iets bijzonders in. Daarom wil ik het koesteren. En als er dan om onbegrijpelijke redenen ernstige tegenwind komt, dan is dat bitter. Je voelt je eerst verdrietig, dan bitter en tot slot optimistisch. Ik hoop dat de hand die me toegestoken wordt echt zal helpen.
„Er was laatst een mevrouw die tegen me zei: ’Er wonen hier zoveel welgestelde mensen. We zouden toch trots moeten zijn dat Ton in het Gooi woont en als Gooienaren het benodigde bedrag op tafel leggen’. Zoiets is hartverwarmend om te horen. Dat verzacht de bitterheid.”

Geen opmerkingen: