vrijdag 28 december 2007

Pieter Jan Belder en de sonates van Scarlatti

In het Reformatorisch Dagblad van 15 oktober jl. stond een interview met de clavecinist Pieter-Jan Belder over de sonates van Domenico Scarlatti.


Italiaans genie in Spaanse gouden kooi

Jaco van der Knijff

Veel is er niet bekend over de persoon en het leven van klaviervirtuoos Domenico Scarlatti. Het oeuvre van de 250 jaar geleden overleden Italiaanse componist vormt echter een monument in de tijd.
De ene musicoloog stelt dat Scarlatti met zijn klaviersonates een eigen muzikaal idioom heeft geschapen, zonder voorbeeld én zonder navolging. De ander meent dat de Italiaanse componist in geen enkele categorie is in te delen, behalve in die van de ”interessante historische figuur”. Een derde noemt hem een belangrijke pionier die een brug sloeg tussen de barok en de klassieke periode.Een componist dus die nergens bij hoort, maar die tegelijk in de muziekgeschiedenis zijn schaduw ver vooruitwerpt. Niet te vergelijken met Bach, die in hetzelfde jaar geboren wordt, en heel anders dan Händel, die eveneens in 1685 het levenslicht aanschouwt.
Scarlatti - hij woonde en werkte vooral in Italië, Portugal en Spanje- is geworden wie hij is door ten minste drie personen in zijn omgeving: zijn vader, zijn patrones en zijn concurrent.

Begaafde zoon
Vader Alessandro Scarlatti, zelf een bekende Italiaanse barokcomponist, is zich er goed van bewust dat hij een begaafde zoon heeft. Hij neemt Domenico overal mee naartoe, laat hem spelen voor aanzienlijke personen en probeert her en der een aanstelling te regelen voor zijn zoon. Domenico’s geboortestad Napels is volgens pa niet de plaats voor zo’n talent, ook Rome blijkt niet te voldoen. Daarom stuurt Alessandro de jongeman, waarschijnlijk in 1705, naar Venetië.
Domenico keert echter na een paar jaar weer terug naar Rome, waar hij weer in het kielzog van zijn vader -een dominante man, zo lijkt- opereert. Als (assistent-)kapelmeester is hij na zijn vader verantwoordelijk voor het componeren van vocale en orkestwerken. Het is echter vooral als solist op het klavecimbel dat Domenico in die tijd grote roem verwerft.

Privéleraar
De tweede figuur die van grote betekenis is geworden voor Scarlatti’s levensloop, is Maria Barbara, de muzikale dochter van de Portugese koning João's V. Als Scarlatti in 1720 aantreedt als hofcomponist in Lissabon, wordt hij ook privéleraar van de dan 9-jarige Maria Barbara. Zij blijkt bijzonder getalenteerd als klavecimbelspeelster. Als ze in 1729 in het huwelijk treedt met de Spaanse kroonprins Fernando VI de Borbon, neemt ze haar privéleraar mee. Zodoende komt Scarlatti aan het Spaanse hof terecht, eerst in Sevilla, vanaf 1733 in Madrid.
Het Madrileense hof wordt een gouden kooi voor hem. Een kooi, omdat Maria Barbara Scarlatti beschouwt als haar eigendom; hij is er met zijn muziek primair voor haar. Een góúden kooi, omdat Scarlatti zich met zijn gezin geen zorgen hoeft te maken over inkomsten. En, het koninklijke hof wordt de werkplaats van een gouden oeuvre: hier ontstaan de meer dan 550 klaviersonates die Scarlatti’s roem onsterfelijk hebben gemaakt.
De sonates blijken echter eveneens voor intern gebruik geschreven. Scarlatti geeft slechts een dertigtal composities tijdens zijn leven uit. Deze bundeling, ”Essercizi per gravicembalo” (Oefeningen voor klavecimbel), verschijnt in 1738 in Londen. De composities vormen „geen diepgaande studie, maar eerder een ingenieus spel met de kunst, om u bij het verwerven van meesterschap over het klavecimbel behulpzaam te zijn”, aldus Scarlatti in het voorwoord.

Hofzanger
De andere meer dan 500 sonates vinden door toedoen van Scarlatti’s concurrent hun weg naar de buitenwereld. De populaire castraat Farinelli is vanaf 1737 eveneens in dienst van het Madrileense hof, als hofzanger. Uit niets blijkt dat de twee hofmusici vriendschap hebben gesloten. Echter, na Scarlatti’s dood in 1757 is het Farinelli die Scarlatti’s levenswerk distribueert. Scarlatti bleek -wellicht in opdracht van Maria Barbara- een groot aantal van zijn sonates twee keer te hebben laten kopiëren. Als Farinelli in 1759 voorgoed het Spaanse hof verlaat, neemt de zanger twee sets van vijftien banden, met elk ongeveer dertig klaviersonates, mee naar Italië.
De ene collectie komt in 1835 in Venetië terecht: de 496 Venetiëmanuscripten. De andere set belandt in 1899 in Parma: de 463 Parmahandschriften. De kopieën blijken van groot belang te zijn, omdat alle originele manuscripten van Scarlatti verloren zijn gegaan, onder andere door de aardbeving in Lissabon van 1755.

Microkosmos
Domenico Scarlatti. Kenners noemen zijn klavieroeuvre een microkosmos, een kathedraal waarin elk aspect van de Spaanse volks- en dansmuziek voorkomt. Anderen roemen hem als de belangrijkste Italiaanse componist voor toetsinstrumenten van de achttiende eeuw.
Ook al mag de Italiaanse goudenkooibewoner moeilijk inpasbaar blijken in de muziekgeschiedenis, zijn overgeleverde oeuvre -en hoeveel zal er verloren zijn gegaan?- doet hem voortleven als genie, ook tweeënhalve eeuw na zijn dood.

„Deze muziek is fantastisch”
Klavecinist Pieter Jan Belder (1966) uit Arnhem nam de achterliggende jaren alle 555 klaviersonates van Domenico Scarlatti op. De 36 cd box, een uitgave van Briljant Classics, werd vorige maand in Utrecht gepresenteerd.

Opgelucht?
„Nou ja, opgelucht. Het is goed dat het een keertje klaar is, maar ik heb het tot het laatst toe met veel plezier gedaan.”

De eerste reacties op uw project zijn heel positief. Waar ligt uw kracht?
„Ik denk dat dat te maken heeft met mijn feeling met de Spaanse volksmuziek.”

Hoe komt u aan die voeling?
„Geen idee. Het is net als met de liefde: je houdt van iemand, maar om dat nu te gaan ontleden.”
Hoe kwam u ermee in aanraking?
„Op het conservatorium moest ik deze muziek al spelen, maar lange tijd had ik er niet zo veel mee. Ik speelde veel Bach, maar ik kon de verbinding met die Spaanse volksmuziek moeilijk leggen. Het idioom van Scarlatti moet je dan ook leren begrijpen. Toen ik tijdens een Belcanto Festival met zangers in een opera aan het werk was, sprak die heel andere manier van musiceren me enorm aan. Die joie de vivre, die levenslust. Kijk, Bachs muziek is heel serieus, alles klopt op een bijna architecturale manier. Bij Scarlatti gaat het om een veel lossere manier van omgaan met de muziek. Uiterlijk heel uitbundig, maar tegelijk vol van drama en melancholie.”

Wordt het niet saai, 555 sonates van één componist op één soort instrument?
„Voor mij niet. Deze muziek is fantastisch. En het is bij iedere sonate opnieuw de kunst om het muzikale verhaal te vertellen. Met het oog op de luisteraar heb ik twaalf verschillende instrumenten uitgekozen. Naast tien verschillende klavecimbels bespeel ik ook de fortepiano, een kopie van een Ferrini instrument uit de 18e eeuw. Ook deed ik een paar sonates op het Naberorgel in de Koepelkerk in Arnhem.”

In 2001 zei u tegenover deze krant dat het een uitdaging is om deze muziek uit een statisch instrument als het klavecimbel te wringen. Hoe hebt u dat bereikt?
„Waar je vooral mee werkt, zijn timing en articulatie. Die elementen moet je helemaal uitbuiten. Verder breng je nuances aan met je aanslag, het toucher. Het is een gevecht om dat instrument iedere keer weer tot leven te brengen, maar tegelijkertijd een inspirerende uitdaging.”

Al aan een volgend project begonnen?
„Jazeker. Met mijn ensemble Musica Amphion zijn we bezig alle kamermuziek van Henry Purcell op te nemen. Verder is het de bedoeling om als solist Das Wohltemperierte Klavier van Bach op cd zetten. Daarnaast hoop ik de complete klavierwerken van Padre Antonio Soler (1729 1783) op te gaan nemen. Dat betreft 120 sonates, vergelijkbaar met die van Scarlatti. Dat moeten ongeveer twaalf cd’s worden.”

Geen opmerkingen: